Algemene begrippenlijst Flashcards

1
Q

abolitionisme

A

beweging voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

absolutisme

A

regeringssysteem waarbij de macht van de vorst niet wordt beperkt door een grondwet of door rechten van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

agrarisch-urbane samenleving

A

maatschappij waarin een (klein) deel van de bevolking in steden met handel en nijverheid woont (synoniemen: landbouwstedelijke of agrarisch-stedelijke samenleving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

alliantiepolitiek

A

politiek die accent legt op het sluiten van bondgenootschappen om een bepaald doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ambacht

A

beroep waarbij met geschool handwerk een product wordt gemaakt of bewerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

antisemitisme

A

jodenhaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

autarkie

A

zelfvoorzienende gemeenschap, zonder handel met de buitenwereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

autonomie

A

zelfbestuur, zelfstandigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beschaving

A

denken en doen van een groep (synoniem: cultuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

burger

A

inwoner van een stad of staat met alle rechten die daaraan verbonden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

burgerij (in 19e eeuw)

A

alle groepen tussen adel en arbeidersklasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

censuur

A

toezicht op boeken, artikelen, film, radio-uitzendingen en andere publicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

centralisatie

A

ontwikkeling die begon in de middeleeuwen waarbij een land steeds meer vanuit een centraal punt, vaak een hoofdstad, werd bestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

communisme

A

radicale politieke stroming die het particuliere bezit van de productiemiddelen wil afschaffen. Of: het economisch systeem waarin productiemiddelen gemeenschappelijk bezit of staatsbezit zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

confessionalisme

A

politiek-maatschappelijke stroming die aan het eind van de 19e eeuw ontstond en uitgaat van een geloof (een confessie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cultuur

A

denken en doen van een groep (synoniem: beschaving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

dekolonisatie

A

het onafhankelijk worden van kolonies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

democratie

A

het bestuur waarbij het volk beslist, ontstaan in Griekse stadstaan Athene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

democratische revolutie

A

ingrijpende politieke veranderingen, waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

democratisering

A

groei van invloed van de bevolking in politek en samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

emancipatiebeweging

A

bewegingen die aan het eind van de 19e eeuw opkwamen, en die streefden naar gelijkberechtiging van achtergestelde groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

fascisme

A

extreem nationalistische beweging die streeft naar emancipatie van vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

feminisme

A

politiek-maatschappelijke beweging die streeft naar emancipatie van vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

feodalisme

A

bestuurssysteem waarbij koningen en andere hogere leenheren grond en ambten in leen geven aan vazallen (synoniemen: leenstelsel, feodale stelsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
genocide
volkerenmoord, systematische uitroeiing van een volk of bevolkingsgroep
26
handelskapitalisme
economisch systeem waarbij koopman-ondernemers zich met handel en nijverheid bezighielden een deel van de winst in hun onderneming investeerden (voorbeeld: VOC)
27
hegemonie
overgewicht, meer macht hebben dan anderen op politiek of bijvoorbeeld de handel
28
hervorming (16e eeuw)
beweging in de 16e eeuw die de rooms-katholieke kerk wilde veranderen, waarbij een splitsing in de kerk ontstond (synoniem: reformatie)
29
hofstelsel
landbouwstelsel in de middeleeuwen waarbij horige boeren op een autarkisch (zelfvoorzienend) domein gebonden zijn aan een heer of klooster
30
horigheid
toestand waarbij halfvrije boeren hun land niet mogen verlaten
31
ideologie
geheel van opvattingen over de maatschappij en hoe die ingericht moet worden
32
imperium
groot rijk
33
industrialisatie
de mechanisering van industrie, arbeid en verkeer, die aan het eind van de 18e eeuw tot grote economische veranderingen leidde (ook wel industriële revolutie)
34
investituurstrijd
machtsstrijd tussen de wereldlijke macht (de Rooms-Duitse keizer) en de geestelijke macht (de Paus) in de 11e en 12e eeuw
35
kapitalisme
economisch systeem waarbij de productiemiddelen privébezit zijn en personen geld in onderneming investeren met het doel winst te maken
36
Koude Oorlog
toestand van vijandschap waarbij de Sovjet-Unie en de VS elkaar wereldwijd bestreden met alle middelen zonder een regelrechte oorlog (periode 1945-1991)
37
kruistochten
gewapende tochten in de late middeleeuwen om Jeruzalem of andere gebieden voor het christendom te veroveren
38
landbouwrevolutie
ingrijpende verandering waarbij mensen overgaan van een samenleving van jager-verzamelaars naar een landbouwsamenleving (synoniem: agrarische revolutie)
39
landbouwsamenleving
maatschappij met landbouw als belangrijkste middel van bestaan (synoniem: agrarische samenleving)
40
landbouwstedelijke samenleving
maatschappij waarin een (klein) deel van de bevolking in steden met handel en nijverheid woont (synoniemen: agrarisch-stedelijke of agrarisch-urbane samenleving)
41
leenheer
vorst of andere hoge edelman of geestelijke die grond of ambten uitleent aan een vazal
42
leenman
heeft grond of ambt in leen van leenheer in ruil voor trouw (synoniem: vazal)
43
liberalisme
politiek-maatschappelijke stroming die vrijheid van het individu centraal stelt
44
militarisme
verheerlijking van alles wat met oorlog of het leger te maken heeft
45
modern imperialisme
europese expansie vanaf 1870, waarbij Europese mogendheden hun koloniale bezit uitbreidden en hun kolonies grondiger exploiteerden
46
monotheïsme
geloof in één god
47
nationaalsocialisme
racistische variant van het fascisme (ook wel: nazisme)
48
nijverheid
(1) voorliefde voor het eigen volk, (2) politiek-maatschappelijke beweging die streeft naar de vorming van een natiestaat
49
nomade
het maken en bewerken van goederen
50
parlementaire democratie
politiek systeem waarbij de regering verantwoording schuldig is aan een met algemeen kiesrecht gekozen parlement
51
pluriforme samenleving
samenleving waarin mensen wonen met verschillende normen, waarde, gewoonten en leefstijlen
52
polytheïsme
godsdienst met veel goden
53
primaat
oppergezag
54
propaganda
politieke reclame om mensen te overtuigen van en te laten gehoorzamen aan de ideeën van een staat of politieke partij
55
reformatie
beweging in de 16e eeuw die de rooms-katholieke kerk wilde veranderen, waarbij splitsing in de kerk ontstond (synoniem: hervorming)
56
renaissance
vernieuwing van de europese cultuur van de 15e eeuw met een herboren belangstelling voor de Grieks-Romeinse cultuur
57
romanisering
onder invloed van de Grieks-Romeinse cultuur brengen
58
sedentaire leefwijze
leven op een vaste woonplaats
59
sociaal-culturele verandering
veranderingen in de relaties tussen groepen in de samenleving en in de levenswijze en opvattingen van deze groepen
60
sociale kwestie
vraagstuk van armoede en de slechte leef- en woonomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw
61
sociale verhoudingen
de verhouding en omgang tussen sociale groepen in een samenleving, meestal met aandacht voor sociale verschillen (verschillen in aanzien)
62
socialisme
politiek-maatschappelijke stroming en emancipatiebeweging van de arbeiders die streeft naar vermindering van verschillen in macht en inkomen
63
soevereiniteit
opperste macht
64
staatsburger
iemand die burgerrechten in een staat heeft
65
staatsvorming
vorming van een overheid met ambtenaren en een door de overheid betaald leger
66
stadstaat
Staat in de Griekse oudheid die bestaat uit een stad met omliggend platteland
67
totale oorlog
oorlog waarbij zowel militairen als burger in de strijd betrokken zijn
68
totalitair regime
een regering die bijna volledige controle heeft over het dagelijks leven van mensen op zowel politiek, cultureel, sociaal en economisch terrein
69
totalitarisme
politiek systeem dat een totale controle van de maatschappij nastreedt, inclusief het denken en doen van alle mensen
70
trans-atlantische slavenhandel
handel in zwarte Afrikaanse slaven die van Afrika naar Amerika werden gebracht
71
verlicht absolutisme
systeem waarbij een vorst de absolute macht heeft en verlichte hervormingen van bovenaf invoert
72
verlicht denken
volgens de ideeën van de verlichting denken
73
verlichting
beweging die meende dat met de rede alles kan worden verklaard en dat een op de rede gebaseerde samenleving opgebouwd moest worden