begrippenlijst 7 Flashcards
Rationele keuze theorie
Model die het gedrag uit rationele keuze van individuen verklaart. Er worden 3 assumpties gemaakt: methodologisch individualisme, parametrische rationaliteit en strategische rationaliteit.
Methodologisch individualisme
Is er wél gebruik gemaakt van sociale constructies
vb: Een voorbeeld is autoriteit. Wij hebben politie als sociaal systeem. De politie kan zijn werk verrichten, omdat wij als individuen dit zo accepteren.
Parametische rationaliteit
Binnen het ontologische individualisme bestaan er geen sociale fenomenen. Sociale fenomenen zijn het resultaat van de acties en gedrag van individuen
vb: Een voorbeeld hiervan is incentive pay. Dit is een betaling die wordt gedaan aan de hand van de prestatie van de werknemer.
Strategische rationaliteit
Dit is een vorm van rationaliteit die de verschillende rationale keuzes van andere individuen overweegt en probeert met zijn keuze hierop te anticiperen. (Speltheorie is onderdeel hiervan)
vb: Albert Heijn prijst de frisdranken af, hierop zal Jumbo proberen te anticiperen.
Positieve theorie
Deze theorie zegt iets over hoe de wereld is. Als er een verschil is tussen de verwachtingen over hoe de wereld is en hoe de wereld is zoals wij die kennen, moeten de verwachtingen en theorieën worden aangepast.
vb: Je stelt dat men niet vecht, vervolgens constateer je mensen die vechten, dus moet je theorie worden aangepast
Normatieve theorie
Deze theorie zegt iets over hoe de wereld zou moeten zijn. Als er een verschil is tussen de verwachtingen en de wereld zoals wij die kennen, moet de wereld worden aangepast.
vb: Als je stelt dat mensen niet zouden moeten vechten, maar mensen vechten toch, dan wordt niet de theorie aangepast, maar de wereld zelf.
Agency theorie
Bestaat uit de relatie tussen agent en principaal. Vaak hebben de partijen andere of tegengestelde belangen, waardoor er een breuklijn ontstaat. Er zijn 2 redenen voor een breuklijn: Formeel delegeren van besluitvorming en Informatie asymmetrie. Door het verschil in belangen kunnen er 4 soorten problemen ontstaan: Meetprobleem, nadelige selectie, moreel gevaar en vertraging. Deze problemen leiden tot 3 verschillende agency costs: Monitoring costs, Bonding costs en Residual loss
Formeel delegeren van besluitvorming
vb; Een bedrijf waar aandeelhouders managers inhuren om beslissingen te nemen. De managers nemen de beslissingen (agents) en de aandeelhouders ondervinden de consequenties (principaen)
Informatie asymmetrie
vb; De relatie tussen verzekerde en verzekeraar. De verzekeraar weet nooit precies hoe gezond iemand leeft/is. Niet alle partijen hebben dus evenveel informatie over elkaar.
Meetprobleem (metering problem)
Het is moeilijk voor de principaal om de agent te controleren en om informatie te verzamelen.
vb: Kopen van 2e hands auto. De principaal kan moeilijk de waarde van de auto inschatten.
Nadelige selectie (adverse selection)
Er zit een informatieverschil tussen de kennis van de principaal en de kennis van de agent.
Moreel gevaar (moral hazard)
De agent neemt meer risico, omdat de kosten en de risico’s door de principaal worden betaald.
vb: Managers nemen risicovollere besluiten, omdat de kosten toch voor de aandeelhouders zijn.
Vertraging (holdup)
De agent en principaal zouden efficiënter kunnen werken als ze zouden samenwerken, alleen door verschillende belangen en gebrek aan vertrouwen wordt de samenwerking vertraagd.
Monitoring costs
Dit is alles wat je als principaal moet doen om de agent te controleren. Deze kosten worden door de principaal betaald
Bonding costs
Afhankelijk van de uitkomst
vb:Als een advocaat alleen wordt betaald als hij een zaak wint en niet als hij verliest. Hij neemt het risico om niet betaald te worden. De kosten van het verliezen zullen door de advocaat zelf betaald moeten worden.