begrippenlijst 7 Flashcards

1
Q

Rationele keuze theorie

A

Model die het gedrag uit rationele keuze van individuen verklaart. Er worden 3 assumpties gemaakt: methodologisch individualisme, parametrische rationaliteit en strategische rationaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Methodologisch individualisme

A

Is er wél gebruik gemaakt van sociale constructies

vb: Een voorbeeld is autoriteit. Wij hebben politie als sociaal systeem. De politie kan zijn werk verrichten, omdat wij als individuen dit zo accepteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Parametische rationaliteit

A

Binnen het ontologische individualisme bestaan er geen sociale fenomenen. Sociale fenomenen zijn het resultaat van de acties en gedrag van individuen

vb: Een voorbeeld hiervan is incentive pay. Dit is een betaling die wordt gedaan aan de hand van de prestatie van de werknemer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Strategische rationaliteit

A

Dit is een vorm van rationaliteit die de verschillende rationale keuzes van andere individuen overweegt en probeert met zijn keuze hierop te anticiperen. (Speltheorie is onderdeel hiervan)

vb: Albert Heijn prijst de frisdranken af, hierop zal Jumbo proberen te anticiperen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Positieve theorie

A

Deze theorie zegt iets over hoe de wereld is. Als er een verschil is tussen de verwachtingen over hoe de wereld is en hoe de wereld is zoals wij die kennen, moeten de verwachtingen en theorieën worden aangepast.

vb: Je stelt dat men niet vecht, vervolgens constateer je mensen die vechten, dus moet je theorie worden aangepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Normatieve theorie

A

Deze theorie zegt iets over hoe de wereld zou moeten zijn. Als er een verschil is tussen de verwachtingen en de wereld zoals wij die kennen, moet de wereld worden aangepast.

vb: Als je stelt dat mensen niet zouden moeten vechten, maar mensen vechten toch, dan wordt niet de theorie aangepast, maar de wereld zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Agency theorie

A

Bestaat uit de relatie tussen agent en principaal. Vaak hebben de partijen andere of tegengestelde belangen, waardoor er een breuklijn ontstaat. Er zijn 2 redenen voor een breuklijn: Formeel delegeren van besluitvorming en Informatie asymmetrie. Door het verschil in belangen kunnen er 4 soorten problemen ontstaan: Meetprobleem, nadelige selectie, moreel gevaar en vertraging. Deze problemen leiden tot 3 verschillende agency costs: Monitoring costs, Bonding costs en Residual loss

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Formeel delegeren van besluitvorming

A

vb; Een bedrijf waar aandeelhouders managers inhuren om beslissingen te nemen. De managers nemen de beslissingen (agents) en de aandeelhouders ondervinden de consequenties (principaen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Informatie asymmetrie

A

vb; De relatie tussen verzekerde en verzekeraar. De verzekeraar weet nooit precies hoe gezond iemand leeft/is. Niet alle partijen hebben dus evenveel informatie over elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Meetprobleem (metering problem)

A

Het is moeilijk voor de principaal om de agent te controleren en om informatie te verzamelen.

vb: Kopen van 2e hands auto. De principaal kan moeilijk de waarde van de auto inschatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nadelige selectie (adverse selection)

A

Er zit een informatieverschil tussen de kennis van de principaal en de kennis van de agent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Moreel gevaar (moral hazard)

A

De agent neemt meer risico, omdat de kosten en de risico’s door de principaal worden betaald.

vb: Managers nemen risicovollere besluiten, omdat de kosten toch voor de aandeelhouders zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vertraging (holdup)

A

De agent en principaal zouden efficiënter kunnen werken als ze zouden samenwerken, alleen door verschillende belangen en gebrek aan vertrouwen wordt de samenwerking vertraagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Monitoring costs

A

Dit is alles wat je als principaal moet doen om de agent te controleren. Deze kosten worden door de principaal betaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bonding costs

A

Afhankelijk van de uitkomst

vb:Als een advocaat alleen wordt betaald als hij een zaak wint en niet als hij verliest. Hij neemt het risico om niet betaald te worden. De kosten van het verliezen zullen door de advocaat zelf betaald moeten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Residual costs

A

De agent heeft altijd meer kansen om misbruik te maken van zijn positie.

17
Q

Deadweight loss

A

Het doel is om de agency costs te minimaliseren, omdat de agency costs ervoor zorgen dat de economische welvaart afneemt. Dit wordt ook wel deadweight loss genoemd.

vb:Corruptie: Het geld binnen een land gaat naar de verkeerde mensen en daardoor gaan andere mensen binnen het land minder werken, omdat ze weten dat het toch naar de verkeerde mensen gaat.

18
Q

Coördinatie probleem

A

Als meerdere personen dezelfde belangen hebben, maar elkaar daardoor in de weg zitten. (valt onder game theory / speltheorie)

19
Q

Motivatieprobleem

A

De spelers zijn niet genoeg gemotiveerd of hebben niet de juiste motivatie. (valt onder game theory / speltheorie)

20
Q

Pay-off matrix

A

Verklaart de structuur van de strategische interactie tussen twee personen

21
Q

Fenomenologische complexiteit

A

Het bedrag dat we waarnemen is vaak veel complexer dan dat we kunnen verklaren.