Begrippen 2.4 Flashcards

1
Q

Ion

A

Geladen deeltje (een neutraal atoom staat elektronen af of neemt ze op, waardoor het atoom lading krijgt en een ‘ion’ vormt). Dit gebeurt alleen met elektronen in de buitenste schil. Een positief ion heeft een elektron afgestaan en een negatief ion heeft een elektron opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Elektrovalentie (waardigheid)

A

Het aantal elektronen dat een atoom kan opnemen/afstaan. De lading van het ion hangt hier dus vanaf. Metaalionen zijn altijd positief geladen (ion-naam: atoomnaam + ‘ion’) en niet-metaalionen zijn vrijwel altijd negatief geladen (ion-naam: achtervoegsel ‘ide’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Valentie-elektronen

A

Elektronen in de buitenste schil van een atoom. Je noemt het valentie-elektronen, want de elektronen kunnen uit hun baan vliegen. Valentie-elektronen bepalen de chemische eigenschappen van het atoom, dus staan atomen met dezelfde valentie-elektronen in dezelfde groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Octetregel

A

‘Atomen streven door het opnemen, afstaan of delen van elektronen naar een achtomringing (een octet)’; dus 8 elektronen in de buitenste schil. Dit heet een edelgasconfiguratie, want alle edelgassen hebben 8 valentie-elektronen en andere atomen streven hiernaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly