Bedrijfseconomie hoofdstuk 11 t/m 13 Flashcards

1
Q

Causation

A

Bij causation begin je met een specifiek doel en vooraf bekende middelen om het doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Marktsegmentatie

A

Opdelen van de markt in specifieke segmenten aan de hand van een aantal dezelfde kenmerken. Segment moet groot genoeg zijn om winstgevend te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doelmarkt

A

Segment waarin producent de meeste winst kan halen en zich op wil focussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Marktpositionering

A

Inspelen op eigenschappen van een segment om een positief imago te creëeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Effectuation

A

Inzetten van bescikbare middelen, waarna uiteindelijk een doel ontstaat. Er wordt ingespeeld op maatschappelijke veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vijf basisprincipes effectuation

A
  1. Bird in the hand
  2. Lemonade
  3. Affordable loss
  4. Pilot in the plane
  5. Crazy quilt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bird in the hand

A

Ondernemer kijkt naar beschikbare middelen en wat hij met deze middelen bereiken kan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Affordable loss

A

Bepalen hoeveel beschikbare middelen ingezet mogen worden om doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Crazy Quilt

A

Samenwerken met anderen die in jouw zakelijke idee geloven. Door samenwerking kan risicodeling ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lemonade

A

Open staan voor verrassingen en innovatie staan centraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pilot in the plane

A

Door eigen handelen kan je je eigen toekomst bepalen. Je creëert je eigen toekomst. Soepel met veranderingen omgaan is voor elk bedrijf essentieel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Persoonlijk plan

A

In een persoonlijk plan schrijft een startende ondernemer over zichzelf. De volgende gegevens zitten altijd in een persoonlijk plan:

  1. Persoonsgegevens
  2. Motivatie starten eigen onderneming
  3. Sterke eigenschappen
  4. Minder sterke eigenschappen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verzekeringen en ondernemers

A

Ondernemers hebben geen recht op WW en WIA (Werknemersverzekering). Er kunnen wel persoonlijke verzekeringen worden afgesloten. Deze zijn vaak te hoog voor beginnende ondernemers. Ondernemer is verplicht om ten alle tijden in het belang van de onderneming te handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Marketingplan

A

Beschrijving van aangeboden producten, prijsniveau, verkrijgbaarheid en manier van klantbereik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Marketing

A

Alle activiteiten gericht op maximale behoeftebevrediging. Er wordt ingespeeld op klantpreferenties. Creëren van vaste klantenbasis is belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Marketingdoelstellingen

A
  1. Behalen bepaalde afzet
  2. Vergroten marktaandeel
  3. Behalen bepaalde winst
  4. Leveren binnen 24 uur
  5. Verbeteren imago
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Marketinginstrumenten

A
  1. Productbeleid (type product, kwaliteit)
  2. Prijsbeleid (welke prijs, kortingen)
  3. Plaatsbeleid (B2C, B2B)
  4. Promotiebeleid (reclame, welke media)
    Worden ook wel 4p’s genoemd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Onderdelen financieel plan

A
  1. Investeringsbegroting
  2. Financieringsbegroting
  3. Liquiditeitsbegroting
  4. Privébegroting
  5. Resultatenbegroting/ exploitatiebegroting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

SWOT-analyse

A
  • S= Strengths
  • W= Weaknesses
  • O= Opportunities
  • T= Threats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Investeringsbegroting

A

overzicht van alle investeringen die nodig zijn om te beginnen. Ook aankoopkosten die je maakt voordat omzet gemaakt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Financieringsbegroting

A

Overzicht hoe ondernemer aan vereiste vermogen komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Resultatenbegroting

A

Overzicht waarin geschatte kosten tegenover geschatte opbrengst worden gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Privébegroting

A

Overzicht dat aangeeft hoeveel vermogen de ondernemer nodig heeft voor privé-uitgaven. Gebruikt om vast te stellen hoeveel winst het bedrijf moet maken.

24
Q

Liquiditeitsbegroting

A

Overzicht van inkomende en uitkomende geldstromen.

25
Q

Praktische zaken om te overwegen voor starten eigen onderneming.

A
  1. Huisvesting
  2. Vergunningen
  3. Verzekeringen
  4. Belastingen
  5. Personeel
26
Q

Franchise

A

Samenwerking tussen franchsegever en franchisee, McDonalds stijl.

27
Q

Rechtsvorm

A

juridische vorm van organisatie.

28
Q

Natuurlijk persoon

A

Mens dat deelneemt aan rechtsverkeer en daarbij rechten en verplichtingen heeft.

29
Q

Rechtspersoon

A

Organisatie die rechten van een persoon heeft.

30
Q

Eenmanszaak

A

Klein bedrijf waarvan één iemand eigenaar is, die al het risico en de verantwoordelijkheid heeft.

31
Q

Oprichting eenmanszaak

A

Oprichting wordt gedaan door inschrijving bij KvK. Eigenaar legt geld in, de overige financiering wordt verzameld als vreemd vermogen.

32
Q

Aansprakelijkheid eenmanszaak

A

Eigenaar volledig aansprakelijk voor schulden onderneming. Bij failliesement kunnen privé-goederen van eigenaar verkocht worden als dat nodig is.

33
Q

Surseance van betaling

A

Uitstel van afbetaling schulden. Tijdens surseance kijkt bewindvoerder of failiesement kan worden voorkomen.

34
Q

Risico’s eenmanszaak

A
  1. Eigenaar geen recht op uitkering
  2. Eigenaar betaald inkomstenbelasting
  3. Continuïteit is onzeker.
35
Q

VOF

A

Vennootschap onder firma is een overeenkomst tussen twee of meerdere firmanten/vennoten om onder gezamenlijke naam bedrijf uit te oefenen. Winstverdeling is naar inleg eigen vermogen. Als een vennoot niks ingelegd heeft, is zijn inleg bij winstverdeling hetzelfde als die van de laagste inleg. Inkomstenbelasting

36
Q

Aansprakelijkheid vof

A

Firmanten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor schulden VOF, ook aanspraak op privé-vermogen firmanten.

37
Q

Voordelen vof t.o.v. eenmanszaak

A
  1. Taken opverdeeld over meerdere firmanten op basis van specialisaties.
  2. Meer vennooten betekent meer eigen vermogen
  3. Continuïteit verbetert. Handig om compagnonsverzekering af te sluiten.
38
Q

oprichting vof

A

Oprichting van vof moet gedaan worden via notariële akte.

39
Q

Vijandige overname nv en oplossing hiervoor

A

Als één iemand meer dan helft van totale aandelen heeft opgekocht kan bedrijf worden overgenomen. Dit kan worden tegengegaan door uitgave aandelencertificaten (stemrechtloze aandelen). Dit is een beschermingsconstructie.

40
Q

Directie / Raad van Bestuur

A

Leiding over dagelijkse zaken. Voor belangrijke beslissingen zijn toestemming van AVA of RvC (Raad van Commissarissen) nodig.

41
Q

Taak RvC

A

Raad van Commissarissen houdt toezicht op en adviseert directie.

42
Q

Aansprakelijkheid nv/bv

A

Aandeelhouders zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor schulden onderneming en zijn dus nooit meer kwijt dan inleg.

43
Q

Oprichting bv/nv

A

bv/nv’s moeten opgericht worden door middel van notariële akte die ingeschreven moet worden bij KvK. In akte staan statuten. Bv/Nv’s betalen vennootschapsbelasting.

44
Q

Vereniging

A

Samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen die een bepaald doel willen verwezenlijken. Mag geen winststreven hebben maar wel winst maken, wat gebruikt moet worden voor maatschappelijk doel.

45
Q

Oprichting vereniging en inhoud statuten

A

Formele Vereniging moet opgericht worden via notariële akte. In de akte staan onder anderen:

  1. Vermelding naam en doel vereniging
  2. Belangrijkste onderlinge afspraken
  3. Huishoudelijke reglement: regels alledaagse zaken vereniging.
46
Q

Informele vereniging

A

Vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid. Inschrijving bij KvK niet nodig. Bij financiële problemen zijn bestuursleden zelf aansprakelijk.

47
Q

Doel stichting

A

Nastreven van bepaald ideaal.

48
Q

Stichting

A

Stichting is een rechtspersoon zonder leden die met behulp van vermogen een bepaald doel wil bereiken. Mag niet naar winst streven of uitkeringen doen aan oprichters. Makkelijk te herkennen doordat ‘stichting’ in de naam moet staan. Moet opgericht worden via notariële akte.

49
Q

MVO

A

Maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een MVO is een onderneming die vrijwillig bedrijgt aan het beter maken van de samenleving. Kosten voor MVO worden vaak opgevangen door hogere opbrengst.

50
Q

Drie richtfactoren MVO

A
  1. People; onderneming houdt rekening met iedereen die met onderneming te maken heeft.
  2. Planet; onderneming is actief bezig met het verminderen van negatieve invloed op het klimaat.
  3. Profit; winstgevendheid van onderneming.
51
Q

Greenwashing

A

Het naar klanten toe communiceren dat de onderneming veel aan MVO doen, terwijl ze in werkelijkheid alleen bijdraagt hoe de wet het verplicht en niet verder gaan dan dat.

52
Q

Verschillende functies accountant

A
  1. Accountant controleert cijfers en geeft controleverklaring af.
  2. Accountant beoordeelt cijfers en geeft beoordelingsverklaring af.
  3. Accountant stelt cijfers samen en geeft samenstelverklaring af.
53
Q

Doel samenstellingsopdracht

A

verzamelen, verwerken, groeperen en samenvatten van financiële informatie tot financieel overzicht.

54
Q

Verantwoordelijkheid juistheid financiële stukken

A

Ondernemingen zijn zelf verantwoordelijk voor de juistheid en betrouwbaarheid van de financiële stukken. Een accountant controleert deze volgens de gedrags- en beroepsregels.

55
Q

Inhoud controleverklaring

A

In controleverklaring beoordeelt accountant of verslaggeving getrouw is:

  1. Aanvaardbaar; voldoet aan wetgeving en IFRS (International Financial Reporting Standards).
  2. Betrouwbaar; juist, volledig en tijdig
  3. Rechtmatig; terecht zijn van bedragen, met name kosten.
  4. Toereikend; goede prestatie en toelichting
56
Q

Social accounting

A

Beoordeling van accountant over of de gedane uitspraken over MVO betrouwbaar en juist zijn.

57
Q

Adviesfunctie accountant

A

Accountant en ondernemingen zoeken samen naar oplossingen. Mag alleen gedaan worden:
1. Bij cliënt waar alleen geadviseerd wordt
2. Waar jaarrekening wordt samengesteld
3. Waar jaarrekening wordt beoordeeld
4. Waar jaarrekening wordt gecontroleerd en advisering geen grote rol heeft.
Bij een advies opdracht moet accountant eerst nagaan of hij voldoende bekwaam is.