Apprendre 8 Flashcards
1
Q
De foto
A
La photo
2
Q
Klaargemaakt, voorbereid (klaarmaken,voorbereiden)
A
Préparé (préparer)
3
Q
Goed,lekker
A
Bon, Bonne
4
Q
De taart
A
Le gâteau
5
Q
Zij lacht (lachen)
A
Elle rit (rire)
6
Q
De echtgenoot, man
A
Le Mari
7
Q
Grappig
A
Drôle
8
Q
Omdat
A
Parce que
9
Q
Eten
A
Manger
10
Q
Nieuwsgierig
A
Curieux, curieuse
11
Q
La photo
A
De foto
12
Q
Préparé (préparer)
A
Klaargemaakt, voorbereid (klaarmaken, voorbereiden)
13
Q
Bon, Bonne
A
Goed, lekker
14
Q
Le gâteau
A
De taart
15
Q
Elle rit (rire)
A
Zij lacht ( lachen)
16
Q
Le Mari
A
De echtgenoot, man
17
Q
Drôle
A
Grappig