Apprendre 6 Flashcards
precies
Exactement
kopen
Acheter
de rommel
Le désordre
tegen
Contre
de plaats
La place
gemiddeld
Moyen, moyenne
jij kunt (kunnen)
Tu peux (pouvoir)
jammer
Dommage
dat klopt
C’est ça
het bureau
Le bureau
licht
Clair
de week
La semaine
volgend
Prochain
om te, voor
Pour
de spullen
Les affaires (f pl)
opruimen
Ranger
de muur
Le mur
men legt, zet (leggen, zetten)
On met (mettre)
op de grond
Par terre
de afmeting, maat
La taille
de bank
Le canapé
de kleren
Les vêtements (m pl)
exactement
Precies
acheter
Kopen
le désordre
De rommel
contre
Tegen
la place
De plaats
moyen, moyenne
Gemiddeld
tu peux (pouvoir)
Jij kunt (kunnen)
dommage
Jammer
c’est ça
Dat klopt
le bureau
Het bureau
clair
Licht
la semaine
De week
prochain
Volgend
pour
Om te, voor
les affaires (f pl)
De spullen
ranger
Opruimen
le mur
De muur
on met (mettre)
Men legt, zet (leggen, zetten)
par terre
Op de grond
la taille
De afmeting, maat
le canapé
De bank
les vêtements
De kleren