Algemeen + Opioïden Flashcards

1
Q

Farmaca met analgetische werking

A
  • Narcotische analgetica: opioïden
  • Niet-narcotische analgetica: NSAIDs
  • Lokaal anesthetica
  • NMDA-antagonisten
  • Alfa-2 adrenoceptor agonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Farmaca met centraal dempende werking: sedatie

A
  • Minor tranquillizers: benzodiazepines
  • Major tranquillizers: fenothiazines en butyrofenonen
  • Alfa2-adrenoceptor agonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Farmaca met centraal dempende werking: algehele anesthesie

A
  • Barbituraten
  • Non-barbituraten
  • Dissociativa
  • Inhalatie anesthetica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Overige therapiedoelstellingen

A
  • Spierrelaxantie

- Anti-cholinergica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pijlers anesthesiologie

A
  • Mentaal block (bewustzijnsverlies)
  • Sensibel block (pijnstilling)
  • Motorisch block (spierrelaxatie)
  • Autonome stabiliteit (mate waarin het perifere autonome zenuwstelsel wordt beïnvloed)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werkingsmechanisme opioïden

A
  • werking via opioïd-receptoren (zowel centraal als perifeer)
  • Endogene ligand = opioïd-peptiden –> regulatie pijnsensatie fysiologische processen
  • verschil in activiteit op opioïd-receptor subtypes –> verschil in hoofd- en bijwerkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn opioïden?

A

Narcotische analgetica, zeer potente pijnstillers, werking via opioïd-receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Opioïd-receptor subtypes

A
  • Delta-receptor
  • Kappa-receptor
  • Mu-receptor: opioïden met agonistische werking Mu-receptor meest potente pijnstillers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bijwerkingen opioïden

A
  • Sedatie
  • Euforie
  • Respiratoire depressie
  • Verminderde motiliteit MDK
    Verder:
  • centrale excitatie
  • gedragsveranderingen (m.n. bij paard)
  • bradycardie
  • hypotensie
  • hoest-prikkeldemping
  • misselijkheid
  • braken
  • miosis
  • m.n. hond: vagotonus verhoging –> bradycardie, meer speekselproductie, verhoogde bronchiale secretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Toedieningsvorm opioïden

A

Indicatie systemisch: heftige pijn, peri-operatief, sommige orthopedische problemen
- Voorkeur voor lokaal ivm ongewenste neveneffecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verschillende soorten opioïden voor veterinair gebruik

A

Methadon (hond/kat),
fentanyl (hond), buprenorfine (hond/kat/paard), butorphanol (hond/paard)
Codeïne (alleen bij persisterende, niet-productieve hoest die te belastend/pijnlijk wordt voor de patiënt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Antagonist opioïd-receptor

A

Naloxon: om effecten opioïden op te heffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Werking tramadol

A
  • humaan opioïd
  • orale toediening
  • minder potent opioïd
  • indicatie: chronische pijn wanneer NSAIDs niet voldoende uitkomst bieden
  • activatie Mu-receptoren,, maar ook: beïnvloeding van noradrenerge en serotonerge neurotransmissie in het CZS (draagt bij aan analgesie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Farmacokinetiek opioïden

A
  • hoge mate aan plasma-eiwitten gebonden
  • Overwegend fase-I reacties in de lever voor excretie (via nieren)
  • Morfine: gegluconideerd in de lever (fase II)
  • Buprenorfine: fase I en II en vnl. uitscheiding via gal en beetje via nieren; is moeilijk te antagoneren door sterke binding aan de receptoren
  • Buprenofine en butorphanol: partiële Mu-receptor agonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly