AFP 8 Ademhalingsstelsel Flashcards

1
Q

Hoe bereken je het ademminuut volume?

A

Frequentie x ademteugvolume
12-16 keer x 500ml = 6liter/ min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hypoxemie

A

Lagere zuurstofspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hypercapnie

A

Hogere koolstofdioxide spanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij een te veel van CO2 in het lichaam spreken we van een alkalose
Juist of onjuist

A

Onjuist

We spreken bij een te veel van CO2 van een acidose
Als er teveel CO2 word uitgeademd spreken we van alkalose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onverwacht optreden van hyper-tachypneu (snelle, diepe ademingen) door emoties, nervositeit of spanningen

A

Hyperventilatiesyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hyperventilatie syndroom

Kies uit;
Hypocapnie/ hypercapnie
Alkalose/ acidose
Wel/ geen compensatiemechanisme

A

Te veel CO2 wordt uitgeademd door snelle en diepe ademhalingen

Hypocapnie
Alkalose
Geen compensatiemechanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kussmaul-ademhaling

Kies uit;
Hypocapnie/ hypercapnie
Alkalose/ acidose
Wel/ geen compensatiemechanisme

A

Te veel CO2 wordt uitgeademd door snelle en diepe ademhalingen

Hypocapnie
Alkalose
Compensatiemechanisme om teveel zuur kwijt te raken bij metabole acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Regelmatig stijgen en dalen in frequentie en diepte van de ademhaling met tussenperiodes van apnoe

Geen ademhaling - langzaam, niet zo diep - diep en snel

A

Cheyne- stokes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is cheyne-stokes ongevaarlijk?

A

Bij een onrijp ademcentrum: bij pasgeborenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oorzaken van een cheyne-stokes ademhaling

A

Onrijp ademcentrum: bij pasgeborenen

Onvoldoende doorbloeding ademcentrum: CVA, shock, stervensproces

Vergiftiging met medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onder verzadiging van het perifere bloed, door vertraagde passage

A

Perifere cyanose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oorzaken perifere cyanose

A

Slechte aanvoer
Slechte doorgankelijkheid
Slechte afvoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Arteriële zuurstof onderverzadiging

A

Centrale cyanose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oorzaken centrale cyanose

A

Hartafwijking: gat in septum

Longafwijking: slechte zuurstof opname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vanaf wanneer is centrale cyanose op te merken?

A

Bij een saturatie lager dan 70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hemoptoë

A

Ophoesten van bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Tachypneu

A

Te snelle ademhaling >20 keer per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bradypneu

A

Te langzame ademhaling <10 keer per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ademdepressie

A

<8 keer per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hyperpneu

A

Diepe ademhaling, meer volume per ademteug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hypopneu

A

Ondiepe ademhaling, minder volume per ademteug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Inspiratoire stridor (+ geef een voorbeeld)

A

Hoorbare inademing door belemmering in de bovenste luchtwegen
Verslikking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Expiratoire stridor (+ geef een voorbeeld)

A

Hoorbare piepende uitademing door belemmering in de onderste luchtwegen
Astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Oorzaken van dyspnoe (5)

A

In de luchtwegen (hoog/laag door obstructie, spasme, slijm, ontsteking of tumor)

In de omliggende weefsels (pijn aan buikwond, pleura-aandoening, spieraandoening)

In de circulatie (ruiterembolie of hartfalen)

In het bloed (anemie)

In de lucht (bij rookontwikkeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Het percentage zuurstof in de uitademingslucht is lager dan dat van de alveolaire lucht Juist of onjuist
Onjuist Het percentage zuurstof in de uitademingslucht is hoger dan dat van de alveolaire lucht, doordat de 'oude' alveolaire lucht zich met de lucht uit de anatomische dode ruimte vermengd. De lucht die in de anatomische dode ruimte zit, bevat in verhouding de meeste zuurstof en wordt het eerst uitgeademd. Hiervan profiteert iemand die mond-op-mondbeademing krijgt.
26
Het percentage CO2 in de uitademingslucht is lager dan dat van de alveolaire lucht Juist of onjuist
Juist Het percentage CO2 in de uitademingslucht is lager dan dat van de alveolaire lucht, doordat de 'oude' alveolaire lucht zich met de lucht uit de anatomische dode ruimte vermengd (waarin minder CO2 zit).
27
Hoeveel ml van het ademvolume bevindt zich in de anatomische dode ruimte?
150ml van de 500ml ademvolume, dit volume komt niet bij de alveoli voor gaswisseling
28
De inhoud van de luchtwegen waarin geen gaswisseling plaatsvindt
Anatomische dode ruimte
29
De hoeveelheid lucht die in rust in één ademteug ingeademd wordt (+ hoeveel L)
Ademvolume VT 0,5L
30
De hoeveelheid lucht die na een normale inademing nog extra ingeademd kan worden (+ hoeveel L)
Inspiratoir reservevolume IRV 3L
31
De hoeveelheid lucht die na een normale uitademing nog extra uitgeademd kan worden (+ hoeveel L)
Expiratoir reservevolume ERV 1L
32
Hoeveelheid lucht die na maximale uitademing in de longen achterblijft (+ hoeveel L)
Residuvolume RV 1,5L
33
Wat is de vitale capaciteit VC?
Maximale inademing, na maximale uitademing VT (0,5L)+ IRV (3) + ERV (1L) = VC (4,5L)
34
Wat is de functionele residulongcapaciteit FRC?
De hoeveelheid lucht die na een rustige uitademing nog in de longen aanwezig is ERV (1L) + RV (1,5L) = FRC (2,5L)
35
Wat is de FEV1?
De hoeveelheid lucht die in één seconde uitgeademd kan worden na maximale inademing
36
Wat is de totale longcapaciteit TLC?
De hoeveelheid lucht die de longen bevatten na maximale inademing VC (4,5L) + RV (1,5L) = TLC (6L)
37
In het verlengde merg en in de hersenstam bevinden zich concentraties zenuwcellen die zodanig samen werken dat ze het functionele centrum van ademregulatie vormen
Ademhalingscentrum
38
Welke arteriën meten vooral het zuurstof en CO2 gehalte?
a. carotis (halsslagaderen)
39
Aanspanning van het diafragma, trekt omlaag Aanspanning van de mm. intercostales externae dus ribben gaan omhoog
Inspiratie
40
Ribben zakken naar beneden door zwaartekracht Longen veren terug door hun elasticiteit Buikinhoud duwt het diafragma weer naar boven
Expiratie
41
Bij inspiratie is de: Volume van de thorax groter/ kleiner Druk in de thorax lager/ hoger
Volume van de thorax is groter Druk in de thorax is lager
42
Bij expiratie is de: Volume van de thorax groter/ kleiner Druk in de thorax lager/ hoger
Volume van de thorax kleiner Druk in de thorax hoger
43
Functie cavum nasi (4)
Zuiveren: trilhaarepitheel Verwarmen: capillairen net onder slijmvlies Bevochtigen: slijm uit slijmvlies Keuren: reukepitheel boven in neusholte
44
Functie conchae
De 3 conchae vullen de neusholte op zodat de luchtstroom vooral langs het slijmvlies loopt
45
Septum nasi
Neus tussenschot
46
Functie cavum oris (4)
Stevig ademen Hoesten Niezen Klankvorming
47
Alles wat we inademen én opeten komt langs dit lymfatisch weefsel, vol afweercellen
Waldeyerring (lymfatische keelkring)
48
Koppel de juiste Latijnse term aan de juiste term in het Nederlands; A. Sinus ethmoidalis B. Sinus frontalis C. Sinus maxillaris D. Sinus sphenoidalis 1. Voorhoofdsholte 2. Neusbijholte tussen de ogen 3. Neusbijholte boven de keelholte 4. Neusbijholte in de bovenkaakbeen
A2, B1, C4, D3
49
Pharynx
Keelholte
50
Nasopharynx
Keelholte achter de neus
51
Oropharynx
Keelholte achter de mond
52
Laryngopharynx
Keelholte achter de larynx
53
Functie larynx
Stemvorming door stembanden
54
Epiglottis
Strotteklepje
55
Bifurcatio
Splitsing van linker hoofdbronchus en rechter hoofdbronchus
56
Carina
De "kam" die je ziet in de bifurcatio
57
Aan de linkerkant van de longen bevinden zich 3 lobi (kwabben) Juist of onjuist?
Onjuist Aan de linkerkant bevind zich het hart waardoor er maar 2 longkwabben zijn, aan de rechterkant bevinden zich 3 longkwabben
58
De bronchi lobares splitsen zich af in de bronchi segmentales het kraakbeen wordt steeds minder, eerst nog hoefijzers, dan schilfers en dan nog kleinere stukjes Juist of onjuist
Juist
59
Functie trachea, bronchiën (2)
Transport van lucht Zuivering van lucht: Stofdeeltjes die toch in de trachea terecht zijn gekomen plakken vast aan slijmvlies en worden door trilhaarslag naar de keel getransporteerd
60
Geen kraakbeen, alleen glad spierweefsel
Bronchioli
61
Functie alveoli (+ welk soort weefsel heeft invloed op deze functie?)
Gasuitwisseling Blaasjes met heel dun epitheel, omgeven door longcapillairen