ADHD Flashcards
geef de DSM5 criteria voor ADHD
A. symptomen minst. 6 maand
6/9 aandachtstekort
- onvoldoende aandacht voor details en achteloze fouten maken
- moeite om aandacht te behouden bij taken/spel
- lijkt niet te luisteren wanneer direct aangesproken
- volgt aanwijzingen niet op en kan taken iet afmaken
- moeite met organiseren/plannen van taken
- vermijdt/heeft afkeer van/is onwillig om taken te doen die langdurige geestelijke inspanning vereisen
- raakt vaak dingen kwijt (voor taken/bezigheden)
- gemakkelijk afgeleid door exogene prikkels
- is vaak vergeetachtig tijdens dagelijkse bezigheden
6/9 hyperactiviteit-impulsiviteit
- . Beweegt vaak onrustig met handen en voeten, of draait in zijn stoel
- Staat op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft
- Rent vaak rond of kllimt overal op in situaties waarin dit ongepast is
- Kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten
- Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’
- Praat vaak excessief veel
- Gooit het antwoord er al uit voordat de vragen afgemaakt zijn
- Heeft vaak moeite op zijn of haar beurt te wachten
- Stoort vaak anderen of dringt zich op
B. voor 12e levensjaar begonnen
C. op meer dan 2 domeinen
significante beperkingen
E. symptomen niet te verklaren door schizofrenie/psychose of andere mentale stoornis
geef de 3 verschijningsvormen van ADHD
- onaandachtig
- gecombineerd
- hyperactief/impulsief
prevalentie van ADHD bij kleuters, in de lagere school, adolescenten en volwassenen
Kleuters: vooral hyperactief, impulsief
Lagere school: vaak gecombineerd beeld
Adolescenten: minder hyperactiviteit, meer inwendige onrust, grotere impact op schools functioneren en experimenteergedrag
volwassenen: minder hyperactiviteit, meer inwendige onrust, impact op beroepsmatig functioneren, 75% aanwezigheid van stemming, persoonlijkheidsstoornissen)
Comorbiditeit
Zeer frequent (meer dan 50%): Oppositional defiant or conduct disorder
Frequent (tot 50%): Specific learning disorders, Anxiety disorder, Developmental coordination disorder, ASD
Minder frequent (tot 20%): Tic disorders, Depressive disorder
Infrequent: Mental retardation
Meer dan 85% heeft minstens 1 comorbiditeit en ongeveer 60% meer dan twee.
Differentiaaldiagnose
Leeftijdsadequate overbeweeglijkheid, impulsiviteit en aandachtsspanne
Verstandelijke beperking
ASS
Angst-en stemmingsstoornissen
Reactieve hechtingsstoornis
Normoverschrijdend gedragsstoornis, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis
Etiologie
1. Genetische factoren
- ADHD is sterk genetisch bepaald: ongeveer 75% erfelijkheid.
- Als een ouder ADHD heeft, is er een 8x hogere kans dat een kind het ook ontwikkelt; bij een broer of zus** 3-4x verhoogd risico.**
- Meerdere genen betrokken, vooral in het dopaminesysteem:
1) DAT-1 (Dopamine Transporter gen)
2) DRD4 (Dopamine receptor gen)
- Deze genen beïnvloeden de dopaminebalans, die cruciaal is voor **aandacht, motivatie en beloningssystemen.
**
2. Omgevingsfactoren
Omgevingsinvloeden kunnen het risico verhogen of symptomen verergeren:
- Prenatale blootstelling aan roken, alcohol of stress
- Laag geboortegewicht
- Vroeggeboorte
- Psycho-sociale stressoren (bijv. gezinsproblemen)
3. Neurobiologische afwijkingen
Kleinere hersenstructuren bij ADHD (gemiddeld 4% kleiner hersenvolume):
-** Rechter frontaalkwab** (~8%)
- Basale ganglia (~6%)
- Cerebellum (~12%)
- nucleus caudatus
Afwijkingen zichtbaar vanaf jonge leeftijd (6 jaar)., verband met ernst ADHD, onaf van medicatiegebruik en comorbiditeit
Functionele en structurele hersenbeelden tonen **vertraging in rijping en hypoactivatie **in betrokken hersengebieden.
Elektrofysiologisch (EEG):
- Meer theta-activiteit (trage golven)
- Minder beta-activiteit (snelle golven)
- Hypoarousal-theorie: ADHD-patiënten vertonen onderactivatie (beta), vooral tijdens cognitieve taken.
- Rijpingsvertraging theorie: EEG bij kind met met AFHD is normaal bij jonger kind
Wat houdt de neuropsychologische theorie/factor: Executief functioneren in mbt ADHD?
Belangrijke zwakke plekken bij ADHD:
Responsinhibitie: moeilijk om reacties te onderdrukken (stoppen/afremmen).
Werkgeheugen: beperkt vasthouden en manipuleren van informatie.
Planning & organisatie: moeite met het plannen van acties en overzicht bewaren.
Set-shifting & flexibiliteit: moeite met aanpassen aan veranderende taken of regels.
Klinische testvoorbeelden: Go/No-go, Tower of London, WCST.
Wat houdt de neuropsychologische theorie/factor: Motivationele processen in mbt ADHD?
Kinderen met ADHD:
- Verkiezen directe beloningen boven grotere, uitgestelde beloningen door impulsieve drang en afkeer voor wachten.
- Hebben een kortere delay of reinforcement gradient: leren minder goed van beloningen of straffen die vertraagd worden gegeven.
- Dual pathway model (Sonuga-Barke):
1) Cognitieve/executieve route (executieve disfunctie)
2) Motivationele/affectieve route (beloningssysteem)
Wat houdt de neuropsychologische theorie/factor: Tijdsprocessen in mbt ADHD?
ADHD-patiënten hebben vaak:
- Vervormd tijdsbesef
- Slecht gevoel voor duur en planning van tijd
- Mismatch tussen interne klok en de realiteit
Bijdrage aan het niet kunnen afronden van taken op tijd.
Wat houdt de neuropsychologische theorie/factor: Toestandsregulatie in mbt ADHD?
ADHD-symptomen wisselen sterk gedurende de dag afhankelijk van:
- Context
- Arousal
- Motivatie
Cognitive Energetic Model (Sergeant): moeite met op het juiste activatieniveau functioneren, vooral in saaie of monotone situaties.
Behandeling
1. Psycho-educatie
Gericht op begrip en acceptatie bij kind, ouders, leerkrachten. Uitleg over:
1) Wat ADHD is
2) Invloed op gedrag en functioneren
3) Wat helpt en niet helpt
2. Niet-medicamenteuze behandeling
Gedragsinterventies:
1) Oudertraining (Parent Management Training):
- Contingentie management
- Time-out technieken
2) Schoolinterventies:
- Duidelijke regels, beloningen
- Daily Report Card
- Academische begeleiding
3) Effect size gedragsaanpak: 0.2 - 0.7
Overige psychologische interventies
1) Werkgeheugentraining
2) Neurofeedback: EEG-gestuurde training gericht op hersengolf-regulatie
3) Voedingsinterventies:
- AFC-eliminatie (kleurstoffen)
- Omega-3/6 suppletie
- FFD-dieet (weglaten van bepaalde voedingsmiddelen)
3. Medicatie
1) Stimulantia: methylfenidaat, dexamfetamine
2) Niet-stimulantia: atomoxetine
3) Effect size medicatie: 0.6 - 1.0
4) Beperkingen:
- Werkt niet bij alle kinderen
- Beter op korte termijn dan lange termijn
- Kan groeiachterstand geven
- Effecten verdwijnen na uitwerking medicatie
- Compliance daalt vaak bij langdurig gebruik
4. ADHD Toolkit (praktische handvatten)
1) Aanmoedigen
2) Dagelijks gericht oefenen
3) Hulpmiddelen inzetten
4) Door de vingers zien
Waarop is de behandeling van ADHD gericht?
De behandeling van ADHD is multimodaal en richt zich op:
Het verminderen van de symptomen (aandachtsproblemen, hyperactiviteit, impulsiviteit)
Het verbeteren van het dagelijks functioneren (thuis, school, werk, sociale relaties)
Het aanpakken van comorbiditeit en bijkomende problemen
Het versterken van krachten en zelfbeeld van het kind of de volwassene
Wat zijn de drie pijlers van de behandeling?
1) Psycho-educatie
2) Niet-medicamenteuze interventies (o.a. gedragsinterventies)
3) Medicamenteuze interventies (farmacotherapie)
Waarom psycho-educatie en wat houdt het in?
Waarom?
* Vergroten van **inzicht en kennis **bij kind, ouders, leerkrachten en omgeving
* Acceptatie van ADHD en begrijpen van gedrag
* Vergroten van zelfregulatie en copingvaardigheden
Wat houdt het in?
Uitleg over:
* Wat is ADHD?
* Hoe ADHD het gedrag en functioneren beïnvloedt
* Verwachtingen en mogelijkheden
Informatie over comorbiditeiten en gevolgen op school, sociaal en thuis
Aanreiken van praktische handvatten en strategieën om beter om te gaan met ADHD
wat houden niet-medicamenteuze interventies in?
Gedragsinterventies
Gericht op het versterken van gewenst gedrag en verminderen van probleemgedrag
Voorbeelden:
* Oudertraining/Parent Management Training:
1) Aanleren van contingentie management (belonen van gewenst gedrag)
2) Time-out-technieken
- Schoolinterventies:
- Gedragsaanpak zoals Daily Report Card
- Academische ondersteuning en duidelijke structuur
- Effect size gedragsaanpak: 0.2 – 0.7
Beperkingen gedragsinterventies
1) Vaak niet voldoende om het kind op een ‘normaal’ functioneringsniveau te brengen
2) Niet effectief bij alle kinderen. Bijvoorbeeld door beperkte draagkracht ouders
3) Weinig evidentie voor langdurige effecten
4) Hoge belasting voor ouders en leerkrachten (compliance daalt)
Wat houden de Overige niet-medicamenteuze interventies in?
- Werkgeheugentraining
- Neurofeedback
-
Voedingsinterventies:
1) AFC-eliminatie (kunstmatige kleurstoffen vermijden)
2) Omega-3/6 supplementatie
3) FFD-dieet (eliminatiediëten) - Mindfulness-interventies
wat houden de farmacotherapeutische interventies in?
Doel:
- Verminderen van kernsymptomen (aandachtstekort, hyperactiviteit, impulsiviteit)
- Verbeteren van het dagelijks functioneren
Medicatievormen:
- Stimulantia: methylfenidaat, dexamfetamine
- Niet-stimulantia: atomoxetine
Effect size medicatie: 0.6 – 1.0
Beperkingen van medicatie:
- ** Niet effectief bij alle kinderen **en niet voor jonge kinderen
- Symptoombestrijding, maar geen genezing
- Weinig effect op lange termijn voor schoolse prestaties en sociale relaties (MTA-studie)
- Nevenwerkingen zoals:
1) Groeiachterstand
2) Slaapproblemen
- **Effecten **zijn tijdelijk en stoppen bij het uitwerken van de medicatie
- Synchronisatieprobleem tussen werkingsduur en de schooldag
- Compliance daalt bij langdurig gebruik
- Risico dat andere belangrijke behandelingen (zoals oudertraining) vergeten worden