Ademmechanica Flashcards
Inademing
thorax wordt vergroot -> druk in alveoli lager tov atmosferische druk -> lucht stroomt naar binnen
Uitademing
Passief, diafragma weer omhoog -> compressie in de long -> druk alveoli hoger dan atmosfeer
Diafragma bij inspiratie
Bij aanspanning weer naar beneden -> komt tegen buikwand aan -> hefboom waardoor thorax opzij gaat
Externe intercostaalspieren bij inspiratie
Bij contractie gaan de ribben omhoog -> sternum naar boven en voren
Hulpademhalingsspieren bij inspiratie
Normaal niet gebruikt, alleen bij arbeid, geforceerde manoeuvres en benauwdheid
Expiratiespieren
Alleen bij arbeid/geforceerd, en beneden het FRC evenwicht
- spieren buikwand
- interne intercostaalspieren
FRC evenwicht
Normaal long & thorax op evenwicht op FRC niveau. Bij emfyseem wordt de long slapper -> wordt FRC groter -> thorax krijgt overhand
Thorax & long niet meer verbonden
-> lucht in pleuraholte -> longen collaberen (RV blijft over) -> thorax veert naar buiten (op 80% TLC)
Compliantie
C= ΔV/ΔP, geeft aan welke volumeveranderingen je krijgt bij drukveranderingen
Elasticiteit
E=ΔP/ΔV. Hoe stugger, hoe groter de druk die je moet geven om het groter te maken
Surfactant
Heeft een hydrofiel en hydrofoob deel waarmee de opp. spanning verlaagd wordt. Is afhankelijk vh oppervlak: neemt toe bij groter opp -> verbetert stabiliteit long, verlaagt ademarbied
Oppervlaktespanning
Als 2 zeepbellen met dezelfde oppervlaktespanning met elkaar zijn verbinden, heeft de zeepbel met de kleinste straal de grotere druk, en zou die overlopen in de grote zeepbel