Actuele Criminologie H6 + Hc6 Flashcards

1
Q

In de criminologie bestaat een tweedimensionale typologie van preventiestrategieën. Dit zorgt voor een totaal van 9 combinaties. Welke zijn dit?

A
  • Primair, secundair, tertiair
  • Dadergericht, situationeel, slachtoffergericht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt er onder primaire preventie verstaan?

A

Maatregelen die gericht zijn de gehele populatie en wordt daarom ook wel universele preventie genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt secundaire preventie in?

A

Preventie die gericht is op risicogroepen en dit wordt ook wel selectieve preventie genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt tertiaire preventie in?

A

Dit wordt ook wel geïndiceerde preventie genoemd. Dit komt voor als er al een probleem is, om te voorkomen dat het nog een keer gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar zijn primaire, secundaire en tertiaire dadergerichte preventie respectievelijk op gericht?

A

Gehele bevolking
Risicogroepen
Ex-delinquenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar zijn primaire, secundaire en tertiaire situationele criminaliteitspreventie respectievelijk op gericht?

A

Alle huizen of bedrijfsgebouwen binnen een stad of land
Huizen of gebouwen in gebieden met veel criminaliteit
Criminele crisisgebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar zijn primaire, secundaire en tertiaire slachtoffergerichte preventie respectievelijk op gericht?

A

Primaire maatregelen op alle kinderen
Maatregelen gericht op risicogroepen zoals baliepersoneel in banken
Het geven van een training aan mensen die recent slachtoffer zijn geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn voorbeelden van primair dader en waarom?

A
  • Voorlichtingscampagnes over verantwoord verkeersgedrag, alcoholgebruik en ongewenste seksuele intimiteiten. Dit komt voort uit de theorieën dat opvoeding van kinderen een grote rol speelt bij de ontwikkeling van crimineel gedrag
  • Antipestprogramma’s, tegengaan spijbelen en vroegtijdig school verlaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn voorbeelden van secundair dader?

A

Early interventions: programma’s waarbij risico jongeren op zeer jeugdige leeftijd worden gesignaleerd en vervolgens professioneel begeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn voorbeelden van tertiair dader?

A
  • Reclassering
  • Alternatieve sancties
  • HALT
  • Harde kernenprojecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een voorbeeld van primair situationeel

A
  • Bouwvoorschriften
  • Startonderbreker auto’s
  • Computerbeveiliging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn voorbeelden van secundair situationeel?

A

Sociale huismeester
Stadswachten
Beveiligingseisen van verzekeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn voorbeelden van tertiair situationeel?

A
  • Horecabeleid
  • Videoscanners bij hot spots
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn voorbeelden van primair slachtoffergericht?

A

Voorlichtingen op scholen
Weerbaarheidstrainingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn voorbeelden van secundair slachtoffergericht?

A
  • Instructie baliepersoneel banken
  • Fraudevoorlichting bejaarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn voorbeelden van tertiair slachtoffergericht?

A
  • Preventie herhaald slachtofferschap
  • Slachtofferhulp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kunnen we een samenleving optimaal inrichten om criminaliteit te verminderen?

A
  • Voldoende welvaart –> economisch
  • Voldoende samenhang/bindingen -> sociaal
  • Adequate staat/overheid
18
Q

Wat houdt de beleidstheorie in?

A

Dat een slechte welvaart, slechte samenhang en slechte kwaliteit van de overheid leidt tot criminaliteit

19
Q

Wanneer is er er sprake van een staat?

A
  • Er is sprake van Groep, Gebied en Gezag
  • Inwoners van een stat dienen zich aan de regels van het gezag de soevereine macht te houden
  • Een staat kan deel uitmaken van een bond of federatie
  • En land is een staat met een volledig zelfbestuur
20
Q

Wat zijn de kenmerken van het functioneren van een bureaucratie?

A
  • Continue bestuurswerkzaamheid
  • Formele regels en procedures
  • Vaste, gespecialiseerde ambten
  • Hiërarchische ambtsordening
  • Ambtsuitoefening d.m.v. schriftelijke stukken m.b.v. ter beschikking gestelde middelen
  • Geen eigendomsrecht op het ambt
  • Rationele discipline en controle
21
Q

Wat is geweldsmonopolie?

A

Het alleenrecht van de staat om geweld te gebruiken

22
Q

Wat is belastingsmonopolie?

A

Het alleenrecht van de staat om belastingen van burgers te heffen. Met belastingen kunnen uitgaven van de staat worden gefinancierd. Let op de samenhang: De door belasting opgehaalde gelden stellen de overheid in staat het geweldsmonopolie te handhaven. Het geweldsmonopolie stelt de overheid in staat het belastingsmonopolie te handhaven.

23
Q

Wat zijn de principes van de democratische rechtsstaat?

A
  • Grondrechten (Nederlandse grondweg, EVRM, Universele verklaring van de rechten van de mens)
  • Democratische vrijheidsrechten (vrije verkiezingen, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging, vrijheid van media)
24
Q

Het uitgaan van rechtsregels is een belangrijk principe van een democratische rechtsstaat. Doelen van rechtsregels zijn o.a.:

A
  • Het bieden van rechtszekerheid
  • Orde aanbrengen in de samenleving
  • Waarborgen onafhankelijke rechtspraak
  • Conflicten vreedzaam oplossen (incl. voorkomen eigenrichting)
25
Q

Het legaliteitsbeginsel is een belangrijk principe van een democratische rechtsstaat. De uitwerking van het legaliteitsbeginsel is in het strafrecht zichtbaar bij o.a.:

A
  • Het strafbaarheids- of nulla poena beginsel
  • Maximumstraffen
  • Vormvoorschriften
  • De ‘ne bis in idem’- regel
  • Verjaring van delicten
26
Q

Wat zijn de taken van de overheid?

A
  • Het zorgen voor collectieve goederen
  • Het beschermen van de rechtsstaat
  • Rechtsbescherming van burgers: burgers beschermen tegen de overheid
  • Rechtshandhaving: burger beschermen tegen andere burgers
27
Q

Wat zijn collectieve goederen? Waar wordt het door gekenmerkt?

A

Dijken, milieu, defensie, veiligheidszorg.
Collectieve goederen zijn: niet splitsbaar, niet rivaliserend en niet uitsluitbaar

28
Q

Op welke wijze kan rechtsbescherming gaan?

A
  • Bestuursrecht
  • Waarborgen in strafrecht
29
Q

Door middel van wat kan rechtshandhaving gedaan worden?

A
  • Preventief beleid: voorkomen van criminaliteit
  • Repressief beleid: Afschrikken en afstraffen (via het strafrecht)
30
Q

Wat houdt criminaliteitspreventie in?

A

Het opstellen van een passend beleid in het tegengaan van criminaliteit. Criminaliteitspreventie is niet enkel gericht op het voorkomen van misdrijven, maar ook op het beperken van de schadelijke gevolgen ervan zoals angstgevoelens bij de bevolking

31
Q

Wat houdt beleid in?

A

Beleid is een probleem oplossen door het inzetten van bepaalde middelen in een bepaalde tijdsvolgorde

32
Q

Wat zijn de fasen van een beleidscyclus?

A
  • Voorbereiden beleid
  • Beslissen over beleid
  • Uitvoeren van beleid
  • Evalueren van beleid
33
Q

Van wat voor relaties maakt de beleidstheorie gebruik?

A
  • Causale relaties: oorzaak -> gevolg
  • Finale relaties: middel -> doel
34
Q

Wat voor soorten beleid omvat repressief beleid?

A
  • Afschrikkingsbeleid
  • Opsporingsbeleid
  • Vervolgingsbeleid
  • Gevangenisbeleid
35
Q

Wat voor soorten beleid omvat preventief beleid?

A
  • Structurele maatregelen
  • Voorlichting over preventiemaatregelen
  • Vergroten sociale controle
  • Zorgen voor veilige omgeving
36
Q

Welke preventiemethoden past bij de volgende theorieën? Positivisme (Lombroso), zelfcontrole, gelegenheidstheorie, bindingentheorie, anomie/straintheorie

A

Positivisme: Opsluiting/aangepast werk
Zelfcontrole: Opvoeding/reductie gelegenheid
Gelegenheidstheorie: Reductie gelegenheden
Bindingentheorie: Opvoeding/onderwijs
Anomie/strain: Achterstandsbeleid

37
Q

Welke preventiemethoden past bij de volgende theorieën? Klassiek strafrecht (Beccaria), reintegrative shaming (Braithwaite), Labelling, sociale controle, biosociale richting?

A

Klassiek strafrecht: Afschrikking door straf
Reintegrative shaming: Re-integrerende beschaming/herstelrecht
Labelling: Abolitionisme/hulpverlening
Sociale controle: Opvoeding/onderwijs
Biosociale richting: Opvoeding/behandeling

38
Q

Wat wordt er verstaan onder criminaliteitspreventie?

A

Alle maatregelen van burgers en particuliere instellingen en van de overheid liggende buiten de strafrechtspleging die erop zijn gericht gedragingen die volgens de wet strafbaar zijn, te voorkomen.

39
Q

Wat is het nadeel van primaire preventie?

A

De goede lijden onder de kwaden, bv. onze rechten worden ingeperkt

40
Q

Wat is het nadeel van secundaire preventie?

A

Stigmatisering

41
Q

Wat is het nadeel van tertiaire preventie?

A

Misschien doet de dader het nooit meer en is de preventiemaatregel niet nodig