Actuele criminologie H5 + HC5 Flashcards

1
Q

Wat is het proportionaliteitsprincipe?

A

Dat de zwaarte van de straffen gerelateerd zouden moeten zijn aan de ernst van het gepleegde delict.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beccaria ging uit van het economische perspectief van de crimineel; dat de crimineel de kosten tegen de baten af zou wegen. Wat zou er volgens hem moeten gebeuren om minder criminaliteit te krijgen?

A

Het doel van de strafwetten is het afschrikken van de criminelen. Dit wordt gedaan door de kosten, dus de straffen hoger te maken, zodat het de baten overtreft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Volgens economische theorieën is het plegen van strafbare feiten vergelijkbaar met ander economisch gedrag. Wat blijkt hieraan een verkeerde aanname te zijn?

A

Mensen die strafbare feiten plegen denken vaak niet rationeel na. Er zijn niet veel mensen die de kosten tegen de baten afwegen. Veel criminelen denken alleen maar aan het korte termijn. Verder beschikken ze vaak over beperkte informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Marcus Felson heeft de gelegenheidstheorie (routine activities theory) bedacht. Hierbij zijn 3 factoren van belang, welke?

A

Het niveau van criminaliteit wordt bepaald door:
- de aanwezigheid van potentiële daders
- de aanwezigheid van geschikte doelwitten
- de afwezigheid van voldoende sociale bewaking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Economische theorieën: Klassieke filosofische theorieën gaan ervan uit dat criminaliteit voortkomt uit een individuele (economische) keuze van mensen. Voorbeelden zijn:

A
  • Beccaria’s ideeën over straffen
  • Bentham’s ideeën over straffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat waren Beccaria’s ideeën over straffen?

A

De samenleving is gebaseerd op sociaal contract: individuen geven een deel van de soevereiniteit op in ruil voor bescherming van de staat (Hobbes, Rousseau). Omdat straffen (strafwetten) individuele vrijheden beknotten, moeten ze restrictief en proportioneel worden toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn Bentham’s ideeën over straffen?

A

‘Nature has placed mankind under governace of two ‘sovereign masters’: pain and pleasure’
De hoogte van de straf moet net hoog genoeg zijn om daders ervan te weerhouden een dergelijk delict te plegen. Misdaad staat centraal, niet de dader: de straf moet bij het delict passen, niet bij de dader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afschrikkingstheorieën gaan ervan uit dat criminaliteit voortkomt uit een individuele economische keuze van personen. Wat is de gedachte hierachter?

A

De gedachte is dat zwaar (en zeker en snel) straffen personen afschrikt en zal leiden tot minder criminaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rationele keuze theorieën gaan ervan uit dat criminaliteit voorkomt uit een individuele (economische) keuze van personen. (Gary Becker, Nobelprijs 1992) Welke beslisregels gelden volgens de rationele keuze theorieën en welke elementen worden onderscheiden bij deze theorieën?

A

Beslisregels:
- Beslissingen worden genomen met een kosten-baten afweging
- Het alternatief met grootste netto opbrengst wordt gekozen
- De theorie veronderstelt: verwachte straf = verwachte pakkans x verwachte strafzwaarte.
Elementen die worden onderscheiden:
- actor -> persoon
- gedragsalternatieven -> wel/niet
- kenmerken alternatieven -> waar
- beslisregels -> kosten/baten
- geen goede informatie
- verschillen tussen personen in zelfcontrole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ziet de dynamische wisselwerking tussen criminaliteit en beveiliging eruit volgens de rationele keuze theorie?

A

Welvaart omhoog -> gelegenheid omhoog -> criminaliteitsniveau omhoog -> angst voor criminaliteit omhoog -> zelfbescherming/beveiliging omhoog -> gelegenheid omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een kritiekpunt op de rationele keuze theorie?

A

Gaat het echt om rationeel denken? Want wordt er gekeken naar de kosten en baten voor korte of lange termijn? Criminelen denken namelijk vaak alleen aan de korte termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gelegenheidstheorieën gaan ervan uit dat criminaliteit voorkomt uit een individuele economische keuze van personen. Voorbeelden van dergelijke theorieën zijn:

A
  • De gelegenheidstheorie (Cohen & Felson; Cornisch & Clark)
  • De theorie van ‘De markt van misdaad en beveiliging’ (Van Dijk)
  • De routine activiteiten theorie (RAT) (Cohen & Felson), die nadruk legt op:
    aanwezigheid van motivated offenders, aanwezigheid van opportunities en afwezigheid van capable guardians
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De markt van misdaad en beveiligheid: Daders slachtoffers en overheid …

A
  • Reageren op elkaars gedrag
  • Maken kosten en baten afwegingen
  • Passen hun gedrag daaraan aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke beleidsimplicaties kunnen er voor de genoemde economische theorieën worden genoemd?

A
  • Klassieke ideeën: strafrecht
  • Afschrikkingstheorieën: (dreigen met) straffen
  • Rationele keuze theorieën: Kosten vergroten, baten verkleinen door…
  • Gelegenheidstheorie/Routine activiteiten theorie:
    Capable guardians: Preventie (bv. cameratoezicht)
    Suitable targets: Preventie: fietsen op slot, deuren op slot
    Motivated offenders: opsluiten daders, betere sociale omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat waren de algemene ideeën van Durkheim? (sociologisch)

A
  • Individu functioneert niet in sociaal vacuüm
  • Samenleving vormt en beperkt handelen individu
  • Krachten in maatschappij of omgeving oorzaak van crimineel gedrag
  • Sociale invloed is sterker dan individuele voorkeuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Anomie- en strain theorieën gaan ervan uit dat gedrag afhankelijk is van spanningen die de cultuur en de organisatie van de samenleving veroorzaken. Voorbeelden zijn o.a.

A
  • De sociale anomie theorie (Durkheim)
  • De anomie theorie (Merton)
  • De algemene strain theorie (Agnew)
  • De theorie van de reactie van lagere klasse/theorie van de delinquente subcultuur (Cohen)
  • De subcultuur theorie/Differential opportunity theory (Cloward en Ohlin)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is anomie?

A

Normloosheid

18
Q

Wat is het algemene idee van de anomie theorie van Merton?

A

Er bestaat anomie/strain als er een verschil is tussen de culturele doelen in een samenleving en de middelen die beschikbaar zijn om die doelen te bereiken. Het verschil tussen de doelen en middelen is groter bij bv. snel toenemende werkloosheid. Dit verschil leidt tot verschillende aanpassingsstrategieën, waaronder innovatief gedrag, zoals criminaliteit

19
Q

Anomie ontstaat als culturele doeleinden gaan botsen met legitieme middelen die het individu ter beschikking staan om die doeleinden te bereiken. Wanneer succesdoelen niet worden bereikt ontstaat er innerlijke spanning (strain). Er zijn 5 aanpassingsvormen over doeleinden en middelen. Welke en wat houdt het in?

A
  • Conformiteit -> wanneer je de doelen accepteert en de middelen hebt om dit te doen.
  • Vernieuwing (innovation) -> wanneer je de doelen accepteert, maar de middelen niet hebt om dit te doen. Crimineel verdrag vertonen om de doelen toch te halen.
  • Ritualism -> wanneer je de doelen niet accepteert, maar wel de middelen hebt. Ze geven de culturele doeleinden op, streven niet naar rijkdom en succes.
  • Retreatism (terugtrekking) -> wanneer je de doelen verwerpt en ook niet de middelen ervoor hebt. Dit zijn de outcasts -> zwervers, alcoholisten, drugsverslaafden
  • Rebellion -> Nieuwe doelen en nieuwe middelen. Revolutionaire bewegingen en buitenparlementaire actiegroepen
20
Q

Wat is het algemene idee van de general strain theory van Agnew?

A

Anomie/strain leidt tot verschillende aanpassingsstrategieën. Deze theorie is uitbreiding van de anomie theorie, want veronderstelt niet alleen economische strain, maar ook andere vormen, bv. studiedruk bij studenten

21
Q

Wat is het algemene idee van de subculturele theorieën?

A
  • Verklaring voor crimineel gedrag in groepsverband
  • Leden van groepen hebben slechte sociale positie en dus niet de middelen om maatschappelijke doelen te bereiken
  • Criminaliteit is een aanpassingsstrategie.
    vb. Gangs/jeugdbendes
22
Q

Waar gaat het in de theorie van delinquente subcultuur van Cohen over?

A

Succes en welvaart is voor jongeren uit zwakkere milieus onbereikbaar. Zij wijzen de normen en waarden radicaal af en vervangen het door andere waarden die tegengesteld zijn aan het dominante waardensysteem in een groep met gelijkgezinden -> collectieve subcultuur met eigen statuscriteria en nieuwe regels: delinquente subcultuur

23
Q

Waar gaat de subcultuur theorie/differential opportunity theorie van Cloward en Ohlin over?

A

Delinquent gedrag als reactie op het gebrek aan mogelijkheden om materiële welvaart te bereiken door arbeid of andere legitieme doelen. Er zijn drie subculturen:
- Criminele subcultuur: Vooral in wijken waar criminaliteit van volwassenen in aanzien van de staat. Het belangrijkste doel van de jongeren: zich profileren, zodat ze ooit deel uit mogen maken van de professionele criminelen. Familiebanden en sociale netwerken erg belangrijk.
- Conflictsubcultuur: Gebruik van geweld. Buurten zonder omvangrijke volwassenencriminaliteit. Door fysieke moed, het nemen van risico’s en het gebruik van geweld status verkrijgen
- Afzonderingscultuur: drugs en alcohol -> zwakker gestructureerd en minder stabiel. Lijkt op retreaters

24
Q

Sociale desorganisatietheorieën gaan ervan uit dat gedrag afhankelijk is van de mate van samenhang in een samenleving waarin iemand leeft. Voorbeelden zijn o.a.

A
  • De sociale desorganisatie theorie (Shaw & McKay)
  • Broken-windows theorie (Wilson & Kelling)
  • Informele sociale controle theorie (Elliot e.a)
  • Social efficacy theory (Sampson e.a)
25
Q

Door wie is de sociale desorganisatie theorie bedacht, wat is het algemene idee en wat zijn de belangrijke factoren?

A

Door de Chicago School (Shaw & McKay).
Het algemene idee: Des te beter mensen geïntegreerd zijn in een samenleving (des te meer cohesie/integratie er is), des te meer zij de cultuur van die samenleving naleven (en des te minder criminaliteit zij plegen)
Belangrijke factoren: stedelijkheid, hoge mobiliteit, lage sociale controle, specifieke kenmerken van fysieke ruimte (broken window theory), sociale relaties tussen mensen die in die ruimte wonen (social efficacy theory: bindingen, opletten en ingrijpen)

26
Q

Wat volgt er uit de sociale desorganisatie theorie van Wilson en Kelling (broken windows)?

A

Misdrijven vooral in wijken met zichtbaar gebrek aan sociale controle -> afwezigheid van informele of formele sociale controle -> ‘uitnodigen’ tot het plegen van delicten door potentiële daders. Potentiële slachtoffers weerloos en onbeschermd

27
Q

Sociale controle theorieën gaan ervan uit dat individueel gedrag afhankelijk is van de mate en soort van iemand sociale bindingen. Voorbeelden zijn o.a.

A
  • De sociale bindingen theorie (Hirschi)
  • Levensloop theorieën (Sampson & Laub; Farrington)
28
Q

Wat is het algemene idee van de sociale bindingen theorie (Hirschi)?

A

‘We are all animals and thus all naturally capable of committing criminal acts’. We moeten niet verklaren waarom personen zich delinquent gedragen, maar waarom personen zich aan de regels houden.

29
Q

Wat zijn de veronderstelde remmen op crimineel gedrag van de sociale bindingentheorie en wat houden ze in?

A
  • Attachment (gehechtheid): mate waarin iemand rekening houdt met de wensen van de ander -> wederzijdse sympathie
  • Commitment (betrokkenheid): investering van tijd en energie in conventionele samenleving. Benadrukt het rationele, economische aspect van bindingen. Wanneer iemand veel tijd en energie steekt in iets, des te meer deze te verliezen heeft bij het afwijken van de norm.
  • Involvement (gebondenheid): betrokkenheid bij activiteiten waar men belang bij heeft. Gebondenheid maakt dat iemand die maatschappelijk goed is geïntegreerd, minder in de gelegenheid is delicten te plegen -> geen tijd
  • Beliefs (normen en waarden): aanvaarding van morele waarden van conventionele regels. Gemeenschappelijk waardensysteem.
30
Q

Als de remmen niet werken, dan voelen mensen zich vrij crimineel gedrag te plegen. Bij welke van de 4 remmen begint het allemaal?

A

Attachment (gehechtheid) -> als je je niet goed hecht aan je ouders, dan kan je ook niet goed hechten aan je peers, ook niet met delinquente peers. Deze mensen plegen delicten omdat ze in het geheel geen banden hebben en daardoor geen conventionele normen hebben geïnternaliseerd. Dit is TEGENGESTELD AAN SUBCULTURELE THEORIEËN, die ervan uitgaan dat delinquentie komt door een sterke band met delinquente peers.

31
Q

Wat laten levenslooptheorieën zien?

A

Dat de mate van gepleegde criminaliteit daalt wanneer mensen school, werk, een relatie en een kind hebben

32
Q

Labeling theorieën gaan ervan uit dat gedrag afhankelijk is van de manier waarop de samenleving reageert op crimineel gedrag. Voorbeelden zijn o.a.

A
  • De labeling/etiketteringstheorie (Howard Becker)
  • De secundaire deviantie theorie (Lemmert)
33
Q

Wat is het algemene idee van labeling theorieën?

A
  • Wie niet aan de regels voldoet wordt beschuldigd van deviant gedrag (primaire deviantie, door andere mensen)
  • Mensen die deviant gedrag vertonen krijgen van een sociale groep een stempel (stigma/label) opgedrukt
  • De persoon die gestigmatiseerd is, wordt vervreemd van zijn eigen groep: groepsleden gaan die persoon anders behandelen en die persoon zelf gaat zichzelf anders zien (criminele identiteit) en (nog meer) afwijkend gedrag vertonen (secundaire deviantie)
34
Q

Wat zijn de beleidsimplicaties van de sociologische theorieën?

A
  • Anomie- en strain theorieën: Ongelijkheid en overambities verkleinen (onderwijs verbeteren, werkloosheid bestrijden)
  • Sociale desorganisatie theorie: Desorganisatie verminderen (social woning beleid, buurten opschonen, buurt barbecue)
  • Sociale controle theorie: Sociale bindingen bevorderen
  • Labeling theorie: Minder duidelijk maken wie veroordeeld is, voorlichtingscampagnes
35
Q

Wat is het strafrisico?

A

De gemiddelde sanctie die een regelovertreder kan verwachten als gevolg van het optreden van politie en justitie -> product van de pakkans en strafmaat. Pakkans: gemiddelde kans dat een regelovertreder een sanctie opgelegd zal krijgen. Strafmaat: zwaarte van de sanctie

36
Q

Hirschi zegt dat we niet moeten vragen waarom mensen delinquent gedrag vertonen, maar waarom andere mensen dat niet doen. Dus waarom vertonen mensen geen delinquent gedrag?

A

Door de sterke sociale verbinding met andere mensen die ook geen delicten plegen. Verder heeft dit te maken met attachment, beliefs, involvement en commitment.

37
Q

In steden is er een hoger niveau van criminaliteit dan op het platteland. Wat zegt de sociale desorganisatie theorie hierover?

A

In wijken met meer criminaliteit -> minder stabiliteit en sociale cohesie. Dit kan komen door snel veranderende bevolkingssamenstelling, mensen verhuizen en kennen elkaar niet en zullen daarom minder snel elkaar en anderen aanspreken

38
Q

Wat houdt reintegrative shaming van Braithwaite in?

A

Jongeren zullen sneller kiezen voor crimineel gedrag als zij minder kansen hebben in het leven en weinig sterke bindingen met de conventionele maatschappij. Wanneer er wordt gereageerd op een eerste overtreding, zal stigmatisering en afstoting optreden en het criminele gedrag verder gaan. Wanneer alleen het gedrag wordt afgekeurd, maar niet de persoon zelf, dan zal de persoon sneller stoppen met crimineel gedrag.

39
Q

Wat was het doel van Beccaria en Bentham?

A

Zij formuleerden hun ideeën om suggesties te geven om te komen tot een justitiesysteem op basis van rationele principes. Het voornaamste doel was te komen tot een eerlijker, gelijker en humaner systeem van strafrechtspleging.

40
Q

Wat is een aanname bij het economische perspectief?

A

Bentham ging uit van de vrije wil: individuen kiezen om de wet te gehoorzamen of te overtreden door een rationele afweging te maken tussen de kosten en baten