A1-7 Vocabulary Flashcards
1
Q
Het eten
A
Food
2
Q
Het broodje
A
Bread roll
3
Q
De melk
A
Milk
4
Q
Warme chocolademelk
A
Hot chocolate
5
Q
Het uitstapje
A
Trip
6
Q
Het aanplakbiljet
A
Billboard, poster
7
Q
De (kranten) kop
A
Headline
8
Q
Schrijven
A
To write
9
Q
Bezichtigen
A
To visit
10
Q
De rondleiding
A
Sightseeing tour
11
Q
De gids
A
Tour guide
12
Q
De groep
A
Group
13
Q
De volwassene
A
Adult
14
Q
De korting
A
Discount
15
Q
De plattegrond
A
City map
16
Q
Het centrum
A
City center
17
Q
De oude binnenstad
A
Old town
18
Q
De plek
A
Square
19
Q
Het bouwwerk
A
Building
20
Q
De kathedraal
A
Cathedral
21
Q
De kerk
A
Church
22
Q
Het slot
A
Castle
23
Q
De toren
A
Tower
24
Q
De muur
A
Wall
25
Het monument
Memorial, monument
26
Het museum
Museum
27
Antiek
Antique
28
Geopend
Opened
29
Gesloten
Shut
30
De burger
Citizen
31
Het park
Park
32
Het meer
Lake
33
Het bos
Wood, forest
34
De woestijn
Desert
35
Het voorbeeld
Example
36
Bijvoorbeeld
For example
37
Gebruiken
To need
38
Nodig hebben
To need
39
Geven
To give
40
Belangrijk
Important
41
Volgende
Following
42
Doorheen
Through
43
Iedere
Everyone
44
Gebruiken
To use