A1-1 Vocabulary Flashcards
1
Q
Hallo
A
Hello
2
Q
Ja
A
Yes
3
Q
Nee
A
No
4
Q
Dank u wel
A
Thank you
5
Q
Pardon
A
Excuse me
6
Q
Een
A
One
7
Q
Twee
A
Two
8
Q
Drie
A
Three
9
Q
Vier
A
Four
10
Q
Vijf
A
Five
11
Q
Zes
A
Six
12
Q
Zeven
A
Seven
13
Q
Acht
A
Eight
14
Q
Negen
A
Nine
15
Q
Tien
A
Ten
16
Q
De naam
A
The name
17
Q
Goedemorgen
A
Good morning
18
Q
Goedenavond
A
Good afternoon
19
Q
Elf
A
Eleven
20
Q
Twaalf
A
Twelve
21
Q
Dertien
A
Thirteen
22
Q
Viertien
A
Fourteen
23
Q
Vijftien
A
Fifteen
24
Q
Zestien
A
Sixteen
25
Zeventien
Seventeen
26
Achttien
Eighteen
27
Negentien
Nineteen
28
Twintig
Twenty
29
Tot ziens
Goodbye (until later)
30
Waar?
Where?
31
Treffen
To meet
32
Welkom
Welcome
33
Help
Help
34
Waarom?
Why?
35
Hoe?
How?
36
Komen
To come
37
Van
From
38
Zien
To see
39
Later
Later
40
Aardig
Nice
41
Leven
To live
42
Ik ben geboren
I was born
43
Het jaar
The year
44
Nederland
Netherlands
45
Gaan
To go
