9. Cognitieve werkingsmechanismen Flashcards

1
Q

welke cognitieve kwetsbaarheidmodellen zijn er?

A
  • helplessness theory
  • negative attribution style
  • response styles theory - rumination
  • beck’s theory of depression -negative cognitive triad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

helplessness theory

A

geleerde hulpeloosheid: wanneer iemand herhaaldelijk negatieve ervaringen heeft zonder controle over de uitkomst, leert die persoon dat inspanning zinloos is.

Dit kan leiden tot passiviteit, depressieve gevoelens en verminderde motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

response styles theory

A

Stressvolle gebeurtenissen >
negatieve gevoelens >
ruminatie >
Depressieve klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

negative attribution style theory

A

Uitbreiding van de hulpeloosheidstheorie: depressieve mensen hebben een negatieve attributiestijl.

Ze verklaren negatieve gebeurtenissen als intern (mijn schuld), stabiel (dit zal altijd zo zijn) en globaal (het beïnvloedt alles in mijn leven).

Hierdoor voelen ze zich machteloos en ontwikkelen ze depressieve symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beck’s negatieve cognitieve triade

A

Deze negatieve schema’s beïnvloeden hoe iemand informatie verwerkt, wat depressie in stand houdt. De negatieve cognitieve triade bestaat uit:

  • Negatief zelfbeeld (“Ik ben waardeloos”)
  • Negatieve interpretatie van de wereld (“Niemand geeft om me”)
  • Negatieve kijk op de toekomst (“Het zal nooit beter worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat houdt aandachsbias in

A
  • Verhoogde automatische
    aandacht negatieve stimuli
  • Moeite aandacht weg te
    halen bij negatieve stimuli
  • Minder aandacht positieve
    stimuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

met welke taken kan je aandahctsbias testen

A
  • go/no go
  • dot probe
  • spatial cueing paradigm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

go-no go taak met aandachtsbias

A

je krijgt negatieve en positieve stimuli

mensen met een negatieve bias reageren sneller op de negatieve target, want dat herkennen ze sneller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dot probe taak met bias

A

De dot probe taak meet aandachtsbias voor emotionele stimuli. Deelnemers zien een neutraal en een emotioneel gezicht op het scherm, gevolgd door een probe op de locatie van een van de gezichten. Een snellere reactie op de probe bij een negatief gezicht duidt op een aandachtsbias voor bedreiging, wat vaak wordt geassocieerd met angst en depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

speech task

A

De speech task wordt gebruikt om ecologische validiteit te verhogen in onderzoek naar sociale angst. Deelnemers geven een toespraak terwijl ze beoordeeld worden door een positieve of potentieel negatieve beoordelaar. Mensen met een bias hebben meer aandacht voor de potentiële negatieve beoordelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

attention bias modification

A

ABM training kan de aandachtsbias veranderen en afname in angstsymptomen (gerapporteerd door therapeut).
Maar geen afname in angstklachten gerapporteerd door kind/ adolescent en ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

interpretatie bias

A
  • Negatiever interpretatie informatie
  • Langer effect negatieve informatie
    *Minder respons positieve stimuli en beloning
  • Negatieve stimuli gezien als self-referential
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

met welke taken kan je interpretatie bias meten

A
  • ambiguous scenarios
  • ambiguous words
  • scrambled sentences
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe werkt de ambiguous scenarios taak?

A

Deel 1: De deelnemer stelt zich voor in een situatie. Vervolgens moet hij een onvolledig woord afmaken, wat kan wijzen op een positieve of negatieve interpretatie. Daarna beantwoordt hij een vraag om te checken of hij het scenario begrepen heeft.

Deel 2: De deelnemer beoordeelt in hoeverre nieuwe, expliciete interpretaties van de situatie (positief of negatief) overeenkomen met het oorspronkelijke scenario. Dit onthult of iemand eerder geneigd is om dubbelzinnige situaties als positief of negatief te interpreteren, wat een indicatie is van interpretatiebias.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

scrambled sentences taak

A

Deze taak meet interpretatiebias door deelnemers zinnen te laten vormen uit ambigue woordreeksen. De keuze voor een positieve of negatieve interpretatie geeft inzicht in hun cognitieve neiging om informatie optimistisch of pessimistisch te verwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cognitive bias modification training

A

CBM training kan de interpretatiebias veranderen, maar geen effect op angst- en depressiesymptomen

17
Q

geheugen bias

A
  • Beter geheugen negatieve
    informatie
  • Slechter geheugen
    positieve informatie
    Bewijs nog onduidelijk bij
    adolescenten
18
Q

met welke taken kan je geheugenbias meten?

A
  • free recall
  • recognition tasks
  • self-referent encoding task