7. De arbeidsmarkt Flashcards

1
Q

Arbeidsmarkt

A

geheel van vraag naar en aanbod van arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nettoloon

A

wat de werkgever elke maand op de rekening van de werknemer overschrijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Netto belastbaar inkomen

A

het inkomen waarop de werknemer belast wordt in de personenbelasting (brutoloon op jaarbasis – RSZ – aftrekposten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nominale loon

A

loon uitgedrukt in een geldbedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reële loon

A

koopkracht van het geldbedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Arbeider

A

wordt ver uur betaal (vaak nog per week) en er is een speciale overheidsdienst die dit uitkeert. De bedrijven betalen aan de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bediende

A

Die hebben een maandwedde waarbij het vakantiegeld door het bedrijf wordt betaald. Het is een sociaal veilig statuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ambtenaren

A

hebben een ambtenarenwedde en is een sociaal veilig statuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zelfstandigen

A

verdiend wat hij verdiend en is dus geen sociaal veilig statuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eenheidsstatuut

A

Wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen. Ondertussen is de proefperiode afgeschaft maar in ruil is de opzeg periode serieus ingekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Degressieve werkloosheidsuitkeringen

A

het feit dat over termijn u werkloosheidsuitkering verminderd in de tijd en op een bepaald moment ook stopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Schoolbelcontracten

A

zijn contracten waarvan de arbeidscontracten gelijkloopt met de schooluren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociaal passief

A

zijn al die kosten die indirecte kosten die gij als werkgever moet voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Marginale waarde productiviteit van arbeid (MWP):

A

toegevoegde waarde die er wordt gecreëerd van de productie door het extra aannemen van 1 werknemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Marginale kost van arbeid (MK):

A

kost van 1 extra arbeider aan te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Marginale fysieke productiviteit van arbeid (MFP):

A

gaat over de exacte fysieke output

17
Q

Bilateraal monopolie

A

monopolie aan 2 kanten. Zowel de vragers hebben heel specifieke vacatures en aan de andere kan zijn de aanbieders uniek

18
Q

Bevolking op arbeidsleeftijd:

A

alle personen tussen 15 en 65 jaar

19
Q

Niet- actieven

A

alle personen die niet kunnen en/of niet willen werken

20
Q

Beroepsbevolking

A

alle personen tussen 15 en 65 jaar die kunnen én willen werken

21
Q

Niet werkende werkzoekenden

A

alle personen die momenteel niet werken maar wel willen werken

22
Q

SWT

A

(brugpensioen) stelsel werkzoekend met bedrijfstoeslag

23
Q

Natuurlijke werkloosheid

A

gebrek of te veel aan productiecapaciteit dat er is in een bepaalde regio

24
Q

Structurele werkloosheid

A

heeft te maken met de conjunctuur. Dus in periodes wanneer het beter gaat, ga je over het algemeen zien dat er meer jobs zijn en dus minder werkloosheid en andersom ook. (kwalitatieve of kwantitatieve verschillen)

25
Q

Kwalitatieve verschillen

A

veel jobs voor lang geschoolde en niet genoeg mensen om dit in te vullen

26
Q

Kwantitatieve verschillen

A

op aantal

27
Q

Frictionele werkloosheid

A

gevolg van tussen 2 jobs zitten

28
Q

Verborgen werkloosheid

A

komt vaak omdat mensen niet weten welke procedures ze moeten doorlopen als ze werkloos zijn

29
Q

Technische werkloosheid

A

door technische dingen

30
Q

Gewilde werkloosheid

A

mensen kiezen ervoor om werkloos te zijn

31
Q

Seizoenwerkloosheid

A

in bepaalde seizoenen is het niet mogelijk om in die sector te werken en zijn dus voor bepaalde seizoenen werkloos

32
Q

Activiteitsval

A

minder overhouden wanneer ge meer werkt dan dat ge zou hebben als ge minder werkt

33
Q

Armoedeval

A

mensen die geen financiële prikkel krijgen om te gaan werken en iet veel meer zouden verdienen als ze gaan werken. Mensen die een leefloon krijgen

34
Q

Productiviteitsval

A

algemene productiviteit van iemand valt. Oudere mensen met een zwaardere job

35
Q

Loonstarheid

A

het traag of niet reageren van de reële lonen op vraag- en aanbodoverschotten op de arbeidsmarkt