6. toegankelijkheid en betaalbaarheid Flashcards

1
Q

kerndoelstellingen publieke gezondheidszorg = (3)

A
  1. toegankelijkheid
  2. betaalbaarheid
  3. solidariteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke maatregelen zijn er getroffen (in belgie) om financiële drempels te verlagen en zo de toegankelijkheid te verhogen? (6)

A
  1. maximumfactuur
  2. verhoogde tegemoetkoming
  3. statuut voor chronisch zieken
  4. derdebetalerregeling
  5. druk op prijzen geneesmiddelen
  6. geen ereloontoeslagen in meerderepersoonskamers
    (maar zijn niet de enige toegankelijkheidsproblemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

er zijn verschillende soorten obstakels (publieke gezondheidszorg (3)

A
  1. financiële obstakels (eigen aandeel vd patient)
  2. administratieve obstakels (niet iedereen handig in)
  3. culture obstakels (communicatie, verloren systeem)
    (zij die zorg het hardst nodig hebben, zijn degene die het het vaakst uitstellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de sociale ongelijkheid heeft verschillende oorzaken (51)

A
  1. financiële situatie
  2. werkomstandigheden
  3. huisvesting
  4. omgeving
  5. opleidingsniveau
    (cfr sociale determinanten v gzh)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat weerspiegelen de gezondheidsongelijkheden?

A

de verhoudingen tussen gezondheid en het behoren tot een sociale categorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer komen gezondheidsongelijkheden tot uiting?

A

als je een criterium voor gezondheid naast een positie op de sociale ladder plaatst
(een lagere sociale positie vermindert de gezondheid en de levensverwachting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gezondheidsongelijkheden (7 tendensen)

A
  1. het risico om binnen 1 jaar te sterven ligt in de laagste sociale klasse 45% hoger dan in de hoogste sociale klasse
  2. meest kwetsbare groepen leven korter en vaker geconfronteerd met ernstige ziekte en invaliditeit
  3. hoger opgeleiden hebben vaker gezondere voedingsgewoonten
  4. hoe lager op ladder, hoe slechter mentale gezondheid
  5. kwetsbare groepen nemen minder deel aan preventie- en detectieprogramma’s
  6. sociaal kwetsbare groepen hebben minder neiging om hulp te zoeken bij gzh-problemen
  7. sociaal kwetsbare groepen stellen vaker zorg uit omwille van financiële redenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschillende modellen om gezondheidsongelijkheid te verklaren (2)

A
  1. selectieve sociale mobiliteit

2. sociale causaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

selectieve sociale mobiliteit =

A

= model om gezondheidsongelijkheid te verklaren
= slechte gezondheidstoestand zorgt ervoor dat mensen niet kunnen opklimmen op de sociale ladder of doet dalen
- gevolg = concentratie v mensen met een slechte gezondheid onderaan de sociale ladder
(hypothese is omstreden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sociale causaliteit =

A

= model om gezondheidsongelijkheid te verklaren

= de sociale situatie beïnvloedt de gezondheidstoestand onrechtstreeks, door structurele en culturele factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

structurele factoren (sociale causaliteit) =

A

= levensomstandigheden worden zwaardere naarmate men afdaalt op de sociale ladder (financiën, huisvesting, werkomstandigheden,…)
(sociale situatie beïnvloedt de gzh onrechtstreeks)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

culture factoren (sociale causaliteit) =

A

= levensstijl (voedingsvoorkeuren etc)

sociale situatie beïnvloedt de gzh onrechtstreeks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillende actiemogelijkheden om gezondheidsongelijkheid te verminderen (5)

A

(gericht op verhogen toegankelijkheid)
1. preventie en opvoeding
2. administratieve vereenvoudiging
3. info over structuren en voorzieningen
4. gzh-systeem niet als enige oorzaak v ongelijkheid zien
5. outreach (zorg bij de mensen brengen ipv mensen naar zorg brengen)
(worden te weinig benut!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

def 1 van toegankelijkheid =

A

= de mate waarin mensen gemakkelijk toegang hebben tot gezondheidsdiensten in termen van:

  1. fysieke toegang(geografische spreiding);
  2. kosten;
  3. tijd;
  4. beschikbaarheid v gekwalificeerd personeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

def 2 van toegankelijkheid =

A

= de graad waarmee iemand met een zorgnood in praktijk een reeks zorgen ontvangt, met als indicatoren

  1. geografische toegankelijkheid;
  2. wachtlijsten;
  3. sociale en culturele toegankelijkheid
  4. financiële toegankelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aspecten v toegankelijkheid volgens billijkheidsprincipe (3)

A
  1. verplichte ziekteverzekering voor iedereen
  2. iedereen betaalt volgens kunnen
  3. iedereen ontvangt zorg
    (theoretisch gegarandeerd, maar in praktijk problemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is de belangrijkste indicator om financiële toegankelijkheid te meten?

A

het percentage gezinnen dat gezondheidszorg niet kon uitvoeren omwille v financiële redenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat maakt dat jongeren meer zorg uitstellen dan ouderen? (3)

A
  1. jongeren hebben geld soms harder nodig; in piek-periodes (autootje, huis, etc) +
  2. alles wat jongeren moeten kopen moeten ze betalen van beginnersloon; +
  3. hebben minder buffer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

uitstel van zorg is (2)

A
  1. structureel

2. samenvallend met sleutelmomenten (periodes v samenwonen, scheiden, geboorte meerling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

voor welke zorg wordt er vooral uitgesteld? (2)

A
  1. specialisten (tandarts, oogarts, gynaecoloog, psycholoog)
  2. medicijnen
    (gezinnen maken onderscheid tussen noodzakelijke zorg en ‘luxe’ zorg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

uitstel v zorg top 5 =

A
  1. tandzorg
  2. bril en lenzen
  3. medicijnen
  4. medische verzorging/operatie
  5. mentale gezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

sinds wanneer derdebetalerregeling?

A

1 oktober 2015

23
Q

derderbetalerregeling =

A

enkel het remgeld betalen ipv het hele honorarium

toepassing afhankelijk vd goodwill vd tandarts

24
Q

wat maakt dat zorguitstel te weinig bestudeerd is in zijn sociaal-existentiële dynamiek? (3)

A
  1. niet voor iedereen hetzelfde
  2. verschillend naar gelang de familiale context
  3. verschillende pathologische realiteiten

(om zorguitstel te begrijpen moet complexiteit v gedrag in rekening worden gebracht)

25
Q

profielen in uitstel van zorg (4) =

A

Type A = coherentie in het probleem, 51%
Type B = de onthullende tegenstelling,
Type C = gezondheid gaat voor alles
Type D = tandverzorging heeft weinig belang

26
Q

zorguitstel, profiel A =

A

= ‘coherentie in het probleem’ 51% vd gezinnen
= zorg uitstellen zonder dat ze het willen
= zouden meer geld aan gezondheid spenderen als er de middelen waren

27
Q

zorguitstel, profiel B =

A

= ‘de onthullende tegenstelling’, 16% vd gezinnen
= zouden NIET meer geld aan zorg besteden als er de middelen waren
= noodzakelijke zorg wordt gedaan, verder doelgericht uitstel

28
Q

zorguitstel, profiel C =

A

= ‘gezondheid gaat voor alles’, 27% vd gezinnen
= financiële problemen, maar gezondheid wordt niet uitgesteld
- goed beheer v budget en besparing vd uitgaven

29
Q

zorguitstel, profiel D =

A

= ‘tandverzorging heeft weinig belang’, 5% vd gezinnen
= zorg wordt uitgesteld terwijl er wel financiële middelen voorhanden zijn
- zorguitstel betreft vooral tandzorg: wordt als luxe gezien ipv gezondheid

30
Q

manieren om zorguitstel aan te pakken (6) =

A
  1. strategie v ontbering
  2. strategie vd beste koop
  3. strategie v goed beheer
  4. strategie v beroep doen op hulp
  5. strategie vh voorkomen
  6. de niet-strategie
31
Q

aanpak zorguitstel: strategie v ontbering =

A

= de andere uitgaven beperken om zorg te betalen
- prioriteiten stellen en zich dingen ontzeggen
bv - zorg een maand uitstellen, aantal consultaties beperken, rolbeurt voor elk gezinslid

32
Q

aanpak zorguitstel: strategie v beste koop =

A

= gezondheidsuitgaven verminderen cf andere uitgaven

bv - wijkgezondheidscentra ipv huisarts, generische geneesmiddelen

33
Q

aanpak zorguitstel: strategie v goed beheer =

A

= alle uitgaven (ook gzh-zorg) worden nauwkeurig gepland

  • huishoudbudget wordt nauwkeurig beheerd
  • indien nodig wordt er op uitgaven bespaard
34
Q

aanpak zorguitstel: strategie v beroep doen op hulp =

A

= het gezin rekent op verzekeringen, vooral hospitalisatie
= het gezin rekent op sociale hulp, tussenkomst v familie
= het gezin vraagt om facturen te spreiden

35
Q

aanpak zorguitstel: strategie v voorkomen =

A

= gezin kiest voor medische preventie om grotere zorgkosten in de toekomst te vermijden
= gezin kiest voor economische preventie door geld opzij te zetten voor moeilijke situaties

36
Q

aanpak zorguitstel: de niet-strategie =

A

het gezin leeft v dag op dag

37
Q

redenen voor uitstel van zorg (5) =

A
  1. financieel
  2. tijdsgebrek
  3. angst
  4. nonchalance
  5. vervoersproblemen
38
Q

groepen met een beperkte toegang tot de gezondheidszorg = (6)

A
  1. personen zonder verplichte verzekering
  2. personen zonder wettig verblijf
  3. personen met een visum
  4. asielzoekers
  5. personen die niet meer in orde zijn met de mutaliteit
  6. bijzondere doelgroepen (daklozen, verslaafden, sekswerkers, MEM)
39
Q

DMH =

A

= regeling Dringend Medische Hulp (1996)

: toegang tot dringende hulp

40
Q

subjectieve gezondheid =

A

hoe gezond iemand zichzelf vind

hoe minder gezond iemand zichzelf vind, hoe groter de kans op zorguitstel

41
Q

kenmerken DMH = (3)

A

= regeling Dringend Medische Hulp
1. enkel hulp met medisch karakter
2. dringendheid moet aangetoond worden met medisch getuigschrift
3. wanneer er risico is voor de persoon of de omgeving
4. aanvragen met antwoord binnen de 30 dagen
(ambulant of ziekenhuis)

42
Q

voorwaarden DMH = (4)

A

= Dringend Medische Hulp

  1. onwettig verblijf
  2. attest v dringendheid
  3. effectieve woonplaats in gemeente (≠domicilie)
  4. in behoefte toestand (niet zelf kunnen betalen)
    - -> via OCMW
43
Q

gzh-zorg voor personen zonder verplichte verzekering (met Visum en Europeaan )=

A

= DMH-regeling

44
Q

gzh-zorg voor personen zonder wettig verblijf =

A

= DMH-regeling
- minderjarigen en hun familie: medische en materiële hulp mogelijk via federale of lokale opvangcentra
(vooral in Brussel en Antwerpen)

45
Q

gezondheidszorg voor personen met een visum =

A

= moeten zelf instaan voor kosten (voorschieten) en terugvorderen bij verzekering in thuisland/ via reisverzerkering

46
Q

gezondheidszorg voor asielzoekers = (4)

A
  1. indien in opvangcentrum = geregeld en betaald door Fedasil
  2. gzh voor duur v asielprocedure
  3. geen toegang tot geestelijke gezondheidszorg
  4. enkel wat nodig is voor een waardig leven (bv geen ortho)
47
Q

gezondheidszorg voor personen die niet meer in orde zijn met de mutualiteit =

A

= bescherming voor deze groep wordt geregeld via OCMW (want sociale verzekering is verzekering EN bijstand)
(= zelfstandigen die 2 jaar na stopzetting
zelfstandige activiteit geen enkele vorm van inkomen
hebben en geen verzekering regelen)

48
Q

Wie vallen er onder ‘personen die meer in orde zijn met de mutualiteit?

A

zelfstandigen die 2 jaar na stopzetting
zelfstandige activiteit geen enkele vorm van inkomen
hebben en geen verzekering regelen

49
Q

OCMW =

A

= Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn

= voor iedereen

50
Q

wie vallen er onder de bijzondere doelgroepen voor beperkte gezondheidszorg en waarom? (4)

A

= veel gezondheidsproblemen, beperkte toegang

  1. daklozen
  2. verslaafden
  3. sekswerkers
  4. MEM (migratieachtergrond en etnische minderheden)
51
Q

MEM =

A

migratieachtergrond en etnische minderheden

52
Q

hoe werken Belgische tandartsen preventief?

A

= met een recall-systeem voor preventieve zorg

-> maar patiënt neemt zelf initiatief voor tandheelkundige preventie of verzorging

53
Q

RVV-statuut =

A

= verhoogde tegemoetkoming