(6) Kapitel 4 Flashcards
Kreuz und quer durch Deutschland
1
Q
die Mündung
A
de monding
2
Q
die Quelle
A
de bron
3
Q
der Vulkan (e)
A
de vulkaan
4
Q
der Urwald (¨er)
A
het oerwoud
5
Q
der Storm (¨e)
A
de stroom
6
Q
die Autobahn (en)
A
de autosnelweg
7
Q
die Wüste
A
de woestijn
8
Q
das Dorf (¨er)
A
het drop
9
Q
der Kanal (¨e)
A
het kanaal
10
Q
der Fels
A
de rots
11
Q
die Schlucht
A
de kloof
12
Q
der Hafen
A
de haven
13
Q
die Heide (n)
A
de heide
14
Q
der Wald (¨er)
A
het bos
15
Q
das Wappen
A
het wapen, het blazoen
16
Q
die Burg (en)
A
de burcht
17
Q
das Schloss (¨er)
A
het kasteel
18
Q
der Hügel
A
de heuvel
19
Q
der Berg (e)
A
de berg
20
Q
das Tal (¨er)
A
het dal
21
Q
das Zentrum
A
het centrum
22
Q
der Einwohner
A
de inwoner
23
Q
die Landschaft (en)
A
het landschap
24
Q
die Gegend (en)
A
de streek, de omstreken
25
das Zelt (e)
de tent
26
verbringen
doorbrengen
27
schüchtern
schuchter
28
das Semester
het semester
29
die Mauer (n)
de muur
30
vorhaben
van plan zijn
31
stolz
trots
32
das Kloster (¨)
het klooster
33
gefallen
bevallen
34
die Kenntnis (se)
de kennis
35
der Dolmetscher
de tolk
36
das Abenteuer
het avontuur
37
die Zukunft
de toekomst
38
aufgeregt
opgewonden
39
langweilig
saai
40
außerdem
bovendien
41
zum Glûck
gelukkig
42
der Tipp (s)
de tip
43
der Radler
de fietser
44
der Radweg
het fietspad
45
das Paradies
het paradijs
46
die Kirche (n)
de kerk
47
der Leuchtturm (¨e)
de vuurtoren
48
die Altststadt (¨e)
de oude stad
49
mittelalterlich
middeleeuws
50
malerisch
pittoresk
51
die Fähre (n)
de veerboot
52
der Stadtbummel
de stadswandeling
53
der Spitzname (n)
de bijnaam
54
der Dom
de dom(kerk), de kathedraal
55
die Sehenswürdigkeit (en)
de bezienswaardigheid
56
das Museum (Museen)
het museum
57
der Turm (¨e)
de toren
58
der Park (s)
het park
59
die Messe (n)
de jaarbeurs
60
die Seilbahn
de kabelbaan
61
die Kneipe (n)
de kroeg
62
die Geschichte (n)
de geschiedenis
63
das Tor (e)
de poort
64
die Insel (n)
het eiland
65
das Viertel
de (stads)wijk
66
die Aussicht (en)
het uitzicht
67
ehemalig
voormalig
68
das Gemälde
het schilderij
69
die Ruine (n)
de ruïne
70
die Kuppel (n)
de koepel
71
der Krieg (e)
de oorlog
