6. Intelligentie Flashcards

1
Q

Menselijke intelligentie

A

Cognitief functioneren, gemeten door prestatietests

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Intelligentie bij Big Five

A

Openstaan voor Ervaringen, Intellect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spearman’s tweefactorentheorie

A

Dat er bij intelligentie sprake is van een onderliggende construct (g-factor) of van specifieke vaardigheden (s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

g-factor

A

General ability factor

Verwijst naar een gemeenschappelijke basale eigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De Guilfordkubus

A

150 specifieke intelligentiefactoren die onderscheiden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 dimensies Guilfordkubus

A
  • Operatie
  • Inhoud
  • Product
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Operatie

A

De cognitieve activiteit

  • Evaluatie
  • Covergente productie
  • Divergente productie
  • Geheugen
  • Cognitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inhoud

A

De taak

  • Visueel
  • Auditief
  • Symbolisch
  • Semantisch
  • Gedragsmatig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Product

A

De vorm

  • Eenheden
  • Klassen
  • Relaties
  • Systemen
  • Transformaties
  • Implicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Carrolls CHC-theorie

A

Cattell-Horn-Carroll drie-stratumtheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

CHC-theorie

A

Cattell ging uit dat verschillen in breedte en diepte van kennis op 2 aspecten
- Fluide intelligentie
- Gekristalliseerde kennis
(niveau Stratum II)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fluide intelligentie

A

De vaardigheid om nieuwe informatie snel te leren en de manier waarop mensen dit benaderen/investeren (Gf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gekristalliseerde kennis

A

Kennis van woorden of feiten geleerd op school, gerelateerd aan culturele bagage en opleidingsniveau (Gc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Multipele intelligentiemodel Gardner

A
Linguistisch			
Logisch-Mathematisch	
Spatieel			
Muzikaal			
Lichamelijk-Kinestetisch	
Naturalistisch		
Interpersoonlijk		
Intrapersoonlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Linguistisch

A

Lezen, schrijven, spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Logisch-Mathematisch

A

Wiskundige en logische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Spatieel

A

Lezen landkaart, vinden van de weg, opbergen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Muzikaal

A

Zingen, instrument bespelen, componeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Lichamelijk-Kinestetisch

A

Dansen, sporten, boogschieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Naturalistisch

A

Begrijpen van patronen in de natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Interpersoonlijk

A

Begrijpen van interactie, motieven, emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Intrapersoonlijk

A

Reflecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Stenberg’s triarchische theorie

A

Balans tussen beide extremen (algemene intelligentiefactor en meerdere vormen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Aspecten Stenberg’s triarchische theorie

A

Analytisch
Creatief
Praktisch
Wijsheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

EQ

A

Emotionele Intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Emotionele intelligentie

A

De vaardigheid om op accurate wijze te redeneren over emoties en de emotionele kennis toe te passen in denkprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Eigenschappen EQ

A
  • Rechtvaardigheid
  • Respect
  • Vrijheid
  • Politiek
  • Inlevingsvermogen
28
Q

Meten van EQ

A
  • Goed/fout bij emotionele problemen
  • Vaardigheden (emotioneel beredeneren, oplossend gericht)
  • Persoonlijkheidstrekken
29
Q

Neurofysiologische technieken

A
  • EEG (elektro-encefalogram)
  • PET (Positron Emissie Tomografie)
  • MRI (magnetische resonantie imaging)
30
Q

Grijze stof

A

Informatie capaciteit, informatie verwerking

31
Q

Witte stof

A

Efficiëntie waarmee hersenen informatie verwerken

32
Q

Welke cortex heeft een grote correlatie met intelligentie?

A

Frontale, parietale en temporale cortex

33
Q

Intelligente hersenen verwerken informatie efficiëntie hypothese

A

Mensen met een hogere intelligentie hoeven minder delen in hun hersenen te activeren om een taak uit te voeren (relatie tussen neurale activatie en moeilijkheidsgraadtaak)

34
Q

Intelligentietests

A
  • Binet-Simon-schaal (doorbraak)
  • Stern (IQ)
  • Wechsler (deviatie - IQ)
35
Q

Bij welk IQ kun je ervan uitgaan dat iemand een verstandelijke beperking heeft?

A

Wanneer het IQ kleiner dan of gelijk is aan 70

36
Q

Bij welk IQ kun je ervan uitgaan dat iemand een hoogbegaafd is?

A

Wanneer het IQ groter dan of gelijk is aan 130

37
Q

Flynn-effect

A

impliceert dat gemiddeld scores op een intelligentietest stijgen (wil niet zeggen dat we slimmer worden)

38
Q

Bij welke g-factor is het Flynn effect groter?

A

Bij fluide intelligentie

39
Q

Wechsler-schalen

A

De Wechsler-schalen zijn wereldwijd en ook in Nederland de meest gebruikte intelligentietests

40
Q

WB-I

A

Wechsler-Bellevue Intelligence Scale (1946)

41
Q

WAIS

A

Wechsler Adult Intelligence Scale (1970)

42
Q

WAIS-R

A

WAIS voor Verenigde Staten (1981)

43
Q

WAIS-III

A

VS 1997/NL 2000

44
Q

WISC

A

Wechsler Intelligence Scale for Children (1949)

45
Q

WISC-RN

A

Wechsler voor kinderen in Nederland (1976 voorlopig/1986 definitief)

46
Q

Uit welke indexen bestaat de WAIS-IV-NL?

A
  • Verbaal Begrip (VBI)
  • Perceptueel Redeneren (PRI)
  • Werkgeheugen (WgI)
  • Verwerkingssnelheid (VsI)
47
Q

Verbaal begrip

A
o	Reflecteert het verwerven van gekristalliseerde kennis en het vermogen dit te begrijpen
o	Woordenschat
o	Informatie
o	Overeenkomsten 
o	Begrijpen (aanvullend)
48
Q

Werkgeheugen

A

o Onderzoek of de proefpersoon voor korte tijd onder bewuste aandacht een beperkte hoeveelheid verbale informatie kan houden en mentaal manipuleren
o Cijferreeksen
o Rekenen
o Cijfers en letters nazeggen (optioneel)

49
Q

Verwerkingssnelheid

A

o De snelheid waarmee mentale verwerkingen worden uitgevoerd op visuele stimuli
o Symbool zoeken
o Symbool substitutie coderen
o Mensen die hierop een hoge indexscore halen, kunnen efficiënt gebruikmaken van hun cognitieve vaardigheden. Zij kunnen in het dagelijks leven snel problemen oplossen, lezen snel of zoeken snel iets op internet op.

50
Q

WNV-NL

A

Wechsler Nonverbal Scale of Ability

51
Q

Waar dient de WNV voor?

A

Voor mensen met specifieke taalproblemen, etnisch culturele achtergrond, slechthorenden, etc.

52
Q

RPM

A

Ravens Progressive Matrices

53
Q

Ravens Progressive Matrices

A

Een niet verbale test van 60 items voor personen van 6,5 t/m 85 jaar oud, waarmee het cognitieve vermogen om deductief, abstract te redeneren onderzocht kan worden

54
Q

CPM

A

Coloured Progressive Matrices

55
Q

Coloured Progressive Matrices

A

CPM is voor kinderen van 5,5 tot 12 jaar en de items zijn in kleur uitgevoerd. Deze versie kan om klinische redenen ook worden gebruikt voor ouderen, mensen met een verstandelijke beperking of met ernstige neurologische aandoeningen

56
Q

APM

A

Advanced Progressive Matrices

57
Q

Advanced Progressive Matrices

A

APM is speciaal ontwikkeld voor mensen met een bovengemiddelde intelligentie

58
Q

SON

A

Snijders-Oomen Niet-verbale Intelligentietest

59
Q

Snijders-Oomen Niet-verbale Intelligentietest

A

Een test waarbij zowel de testleider als de proefpersoon geen taal hoeft te gebruiken bij afname

  • SON-R 2,5-7
  • SON-R 6-40
60
Q

GIT

A

Groninger Intelligentie Test

61
Q

Groninger Intelligentie Test

A

GIT is een individueel af te nemen test die geconstrueerd is voor een breed leeftijdsbereik van 16 tot 85 jaar.

Nederlandse taal moet goed beheerst worden door proefpersoon

62
Q

Van welke intelligentiefactoren gaat de GIT uit?

A
  • Woordenlijst
  • Legkaarten
  • Vaaropdrachten
  • Sorteren
  • Figuur ontdekken
  • Cijferen
  • Draaikaarten
  • Matrijzen
  • Woord opnoemen
63
Q

Wanneer gebruik je de GIT(-2)?

A

De GIT-2 kan worden ingezet bij het routinematig bepalen van het intelligentieniveau, naar de vraag of er sprake is van verstandelijke beperkingen, dementie of hersenbeschadiging. Ook bij studie- beroepskeuze advies kan de GIT-2 worden gebruikt.

64
Q

NLV

A

Nederlandse Leestest voor Volwassenen

65
Q

Nederlandse Leestest voor Volwassenen

A

NLV is bedoeld om in korte tijd een schatting te kunnen maken van de zogenoemde premorbide intellectuele capaciteiten van mensen met een hersendisfunctie.