4. Het meten van persoonlijkheid Flashcards

1
Q

Psychometrische criteria

A
  • Betrouwbaarheid
  • Validiteit
  • Normering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betrouwbaarheid wordt getest door…

A

Stabiliteit

  • Cronbach’s alfa
  • COTAN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Validiteit wordt getest door…

A

Door te kijken of de test meet wat hij zo moeten meten

  • Begripsvaliditeit
  • Criteriumvaliditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Normering wordt getest door…

A

Door een normgroep die relevant en representatief is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cronbach’s alfacoefficient

A

Ondergrens voor de betrouwbaarheid

Maximaal gelijk aan 1 (correlatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

COTAN

A

Commissie Testaangelegenheden Nederland

Heeft richtlijnen opgesteld betreft de hoogte van de betrouwbaarheid van een test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een goede COTAN score bij belangrijke beslissingen op individueel niveau zoals verwijzing naar speciaal onderwijs

A

> 0,90

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een goede COTAN score bij minder belangrijke beslissingen op individueel niveau zoals beroepskeuzebegeleiding

A

> 0,80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een goede COTAN score bij onderzoek op groepsniveau

A

> 0,70

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tests worden door COTAn beoordeeld op 7 criteria

A
  • Uitgangspunten van de testconstructie
  • Kwaliteit van het testmateriaal
  • Kwaliteit van de handleiding
  • Normen
  • Betrouwbaarheid
  • Begripsvaliditeit
  • Criteriumvaliditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Projectieve tests

A

Bij projectieve tests krijgt de onderzochte persoon een ongestructureerde taak aangeboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke projectieve technieken/methoden zijn er?

A
  • Associatie
  • Constructie
  • Afmaak
  • Keuze- of ordening
  • Expressieve
  • Observatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke techniek gebruikt de Roschachtest?

A

Associatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke techniek gebruik de TAT (Thematic Apperception Test)?

A

Constructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke techniek gebruikt de ZAT (Zin Aanvul Test)

A

Afmaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer wordt Observatie als techniek gebruikt?

A

Observatie wordt gebruikt als methode wanneer de informatie moeilijk te verkrijgen is van de onderzochte persoon (zoals kinderen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een voorbeeld van een Observatie methode?

A

Door bijvoorbeeld de strange situation-test (hoe het kind reageert in een onbekende ruimte met een onbekend persoon en de ouder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke persoonlijkheidsvragenlijsten zijn er?

A
  • MBTI
  • MMPI-2
  • NEO-PI-R
  • FFPI-II
  • NPV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

MBTI

A

Myers-Briggs Type Indicator

20
Q

Welke typen heeft MBTI?

A
  • Extravert / Introvert
  • Sensing / iNtuitive
  • Thinking / Feeling
  • Judging / Perceiving
21
Q

Waar wordt MBTI het meest gebruikt?

A

HR management voor teambuilding, training en coaching (negatief oordeel van COTAN dus niet professioneel gebruiken)

22
Q

MMPI-2

A

Minnesota Multiphasic Personality Inventory 2

23
Q

Welke schalen heeft MMPI-2?

A
  • 7 validiteitsschalen
  • 15 inhoudelijke schalen
  • 15 supplementaire schalen
  • 10 klinische schalen
    o Hypochondrie
    o Depressie
    o Hysterie
    o Psychopathische deviatie
    o Masculiniteit-feminiteit
    o Paranoia
    o Psychasthenie
    o Schizofrenie
    o Hypomanie
    o Sociale introversie
24
Q

Waar wordt MMPI-2 het meest gebruikt?

A

Gezondheidszorg voor persoonlijkheid en psychopathologie (gebruik wordt afgeraden door problemen in de test)

25
Q

NEO-PI-R

A

Neuroticisme-Extraversie-Openstaan voor ervaring, Personality Inventory

26
Q

NEO-PI-R is gebaseerd op…

A

16PF van Cattell en Five Factor Model (niet psycho-lexicaal!)

27
Q

FFPI-II

A

Five Factor Personality Inventory 2

28
Q

FFPI-II is gebaseerd op…

A

Psycho-lexicale Big Five structuur

29
Q

NPV

A

Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst

30
Q

NPV is gebaseerd op…

A

Empirisch onderzoek, niet op een theorie of model

31
Q

Welke schalen heeft NPV?

A

o IN inadequatie/neuroticisme VS emotionele stabiliteit
o SI sociale inadequatie VS sociabiliteit
o RG rigiditeit VS flexibiliteit
o VE verongelijkt VS vriendelijkheid
o ZE zelfgenoegzaamheid VS altruism
o DO dominantie VS submissiviteit
o ZW zelfwaardering

32
Q

Instemtendens

A

Acquiescene: de persoon heeft de neiging in te stemmen met de vragen

33
Q

Careless responding

A

De persoon vult willekeurige antwoorden in

34
Q

Extreem antwoord geven

A

(Meestal bij een antwoordschaal)
o Enkel 1 of 5
o Enkel in het midden

35
Q

Sociale wenselijkheid

A

Mensen proberen goed over te komen

36
Q

Faking-good gedrag

A

Positief vertekenen van antwoorden

37
Q

Faking-bad gedrag

A

Bewust slechter voor doen

38
Q

Welke Five-Factor Model-eigenschap(pen) horen bij de PARANOIDE persoonlijkheidsstoornis?

A

onvriendelijkheid / emotionele instabiliteit

39
Q

Welke Five-Factor Model-eigenschap(pen) horen bij de SCHIZOIDE persoonlijkheidsstoornis?

A

introversie

40
Q

Welke Five-Factor Model-eigenschap(pen) horen bij de SCHIZOTYPISCHE persoonlijkheidsstoornis?

A

onvriendelijkheid / introversie / emotionele instabiliteit / geslotenheid

41
Q

Welke Five-Factor Model-eigenschap(pen) horen bij de ANTISOCIALE persoonlijkheidsstoornis?

A

onvriendelijkheid / onzorgvuldigheid

42
Q

Welke Five-Factor Model-eigenschap(pen) horen bij de BORDERLINE persoonlijkheidsstoornis?

A

emotionele instabiliteit

43
Q

Welke Five-Factor Model-eigenschap(pen) horen bij de THEATRALE persoonlijkheidsstoornis?

A

extraversie / openstaan voor ervaringen

44
Q

Welke Five-Factor Model-eigenschap(pen) horen bij de NARCISTISCHE persoonlijkheidsstoornis?

A

extraversie / onvriendelijkheid

45
Q

Welke Five-Factor Model-eigenschap(pen) horen bij de VERMIJDENDE persoonlijkheidsstoornis?

A

emotionele instabiliteit / introversie