6. Humanistische benaderingen van psychopathologie Flashcards
Kenmerken van humanistische theorieën
In tegenstelling tot de psychoanalytische theorie over het onbewuste, stellen de humanisten de persoonlijke bewuste beleving van het individu voorop. Deze fenomenologische benadering zoekt niet naar een oorzaak-gevolg verklaring voor het menselijk gedrag, maar richt zich op het begrijpen (verstehen) van het gedrag. Ze onderzoeken de gehele mens, niet enkel aspecten zoals leren of waarnemen. Deze holistische theorie is ook toekomstgericht: men probeert het gedrag te begrijpen vanuit de intentie. Wat wil men bereiken ipv waarom men iets doet. Dit vooruit kijken heeft direct te maken met zelfactualisatie: de mens is erop uit zijn talenten te ontwikkelen en te worden wie hij in aanleg is, daarvoor is een vruchtbare omgeving noodzakelijk.
Rogers (°1959) beschrijft de ‘fully functioning person’ als open, sensitief, spontaan, in zichzelf gelovend, creatief, gedifferentieerd in zijn gevoelswereld, intensief genietend en levend in het heden, hoewel vroegere ervaringen wel van betekenis zijn voor het vormgeven van het heden.
De humanistische visie gaat verder uit van een goed mens die tot zekere hoogte zelf richting aan zijn leven kan geven en niet geleid wordt door negatieve driften die beteugeld moeten worden.
Fenomenologische benadering
De persoon functioneert als eenheid, een georganiseerd geheel van op elkaar afgestemde
onderdelen en functies. Gedrag is steeds een functie van de totale persoonlijkheid, van het
innerlijke persoonlijke referentiekader van de persoon, het alomvattende geheel van gevoelens,
percepties, betekenissen en herinneringen. De werkelijkheid waarin iemand leeft is altijd een
subjectief ervaren werkelijkheid, elk persoon is zelf het middelpunt van zijn eigen voortdurend
veranderende wereld.
Intentioneel handelen
Volgens de humanistische benadering is gedrag best te begrijpen vanuit de iemands intentie.
Zelfactualisatie en zingeving (aan dingen en gebeurtenissen vanuit de doelen en waarden die men
nastreeft) spelen hierbij een belangrijke rol. Er speelt in het humanistisch denken dan ook een grote
existentialistische invloed: het leven krijgt pas zin en een algemeen doel als de persoon iets wil
bereiken. Kiezen is een menselijke opgave. Dit houdt ook autonomie in: het zelf inhoud geven aan
het eigen leven.
ZELFVERWERKELIJKING EN ZELFREGULERING
Levende organismen streven naar groei en ontwikkeling, telkens wordt de bestaande orde
verstoord en na een periode van wanorde wordt dan op een hoger niveau een nieuwe toestand
bereikt. Rogers spreekt van een ‘tendens tot zelfactualisatie’: de neiging zich zo te ontwikkelen dat
men in stand gehouden en versterkt wordt.
Deze tendens tot zelfactualisatie werd genuanceerd voor de menselijke soort door Eisenga en
Wijngaarden: de mens leeft in een sociale context binnen een perspectief van heden, verleden en
toekomst, wat grenzen stelt aan de vrijheid van eigen keuze. Zelfactualisatie verschuift zo van het
realiseren van aangeboren potentie naar een eigen leven najagen binnen opgelegde beperkingen.
BEWUSTE BELEVING
Bewuste beleving is volgens de humanistische psychologie een belangrijke eigenschap van de
mens. Mensen zijn in staat tot zelfreflectie: nadenken over het eigen functioneren en zich daar een
oordeel over vormen
Therapeutische uitgangspunten van Rogers
Carl Ransom Rogers (°1902) formuleerde een aantal richtlijnen zijn non-directieve therapie, die later
client-centered therapy zou gaan heten:
* De therapeut dient zich eerder te richten op de persoon en diens ontwikkelingsmogelijkheden
dan op de aard van diens problemen. Het doel van de therapie is niet om een probleem op te
lossen, maar om de cliënt zichzelf te helpen ontwikkelen zodat deze in staat is zijn eigen
huidige en toekomstige problemen te trotseren.
* De opstelling tussen client en therapeut is gelijkwaardig, waarbij de therapeut fungeert als
een tijdelijke metgezel op het levenspad van de cliënt. Dit horizontale aspect ging drastisch in
tegen het formalisme en de afstand die de therapeutische relatie in die tijd kenmerkte.
* In therapie gaat het om het beter integreren van gevoelsaspecten in het denken en dagelijkse
handelen van de cliënt, eerder dan inzicht te krijgen in de achtergronden van het persoonlijke
functioneren van de cliënt. De nadruk op de gevoelsmatige en emotionele aspecten van de
belevingswereld van de cliënt is nog steeds kenmerkend bij expertiëntiële psychotherapie.
* De aandacht van de therapeut moet primair gaan naar de huidige situatie en de toekomst van
de cliënt, het verleden is hierbij van ondergeschikt belang.
* De therapeut moet congruent zijn: zichzelf zijn, open en eerlijk in de relatie met de cliënt.
* De therapeut moet de cliënt onvoorwaardelijk kunnen accepteren en positief waarderen.
* De therapeut moet zich empathisch in het interne referentiekader van de client verdiepen.
Ontwikkelingen na Rogers
Eugene Gendlin ontwikkelde de expertiëntiële therapie, waarbij op innerlijke beleving gefocust wordt. Het therapeutisch proces is allereerst gericht op het bewust maken van preconceptuele, lichamelijk ervaren ‘wijsheden’. Vervolgens worden deze lichamelijk ervaren gevoelens in taal vervat of anders gesymboliseerd.
In Nederland evolueerde de cliëntgerichte therapie vooral tot een procesgerichte benadering, waarbij de therapeut zich toespitst op dat aspect van het functioneren van de cliënt dat is rigide geworden, gestagneerd of geblokkeerd. Men tracht zo het procesmatig functioneren van de cliënt
als een geïntegreerd geheel op een hoger niveau te brengen.
Hans Swildens (°1988) benaderde de procesgerichte gesprekstherapie vanuit een existentieelfenomenologisch perspectief en gaat achtereenvolgens in op de symptomen van de cliënt, diens eigen verklaring voor zijn gedrag en gestagneerd leven (persoonlijke mythe), wat hem afremt om volop te leven (alibi tot existeren) of tot oplossingen te komen (keuzeverhingeringsmechanismen), om dit dan te integreren in het zelfbeeld en de existentiële situatie van de cliënt
Emotiegerichte therapie
Tegenwoordig is cliëntgerichte therapie voornamelijk proces-expertiëntiële psychotherapie, ook
wel emotiegerichte therapie of emotion focussed therapy.
Men gaat er hierbij vanuit dat emoties bepalend zijn voor de constructie van het zelf en kunnen
daarbij beschouwd worden als niet adequate vormen van informatieverwerking en actietendensen
die mensen op hun omgeving gericht houden en bepalend zijn voor hun welbevinden. Emoties
zijn belangrijk voor veel cognitieve processen, vooral bij het nemen van beslissingen.
De amygdala beoordeelt of informatie al dan niet bedreigend is en roept emotionele herinneringen
op bij bepaalde gewaarwordingen. Deze emotionele reacties zijn zeer moeilijk te veranderen, men
moet zich eerst bewust worden van de eigen negatieve emoties en deze leren verdragen en
reguleren, terwijl men ook moet leren genieten van positieve emoties omdat deze een gunstige
uitwerking kunnen hebben. Behalve adaptieve, kunnen emoties ook onaangepaste reacties op
situaties inhouden, bvb doordat het oproepen van vroegere emotie schema’s.
De emotiegerichte therapie is er dus allereerst op gericht om de cliënt bewust te maken van zijn
emotionele belevingen en de therapeut kan hem in dit toenaderingsproces bijstaan, bvb door
focucing: vage gevoelens via een lichamelijk gevoelde beleving (felt sense) nader uit te werken en
betekenis te geven.
Greenberg introduceerde ook enkele methodes uit de Gestalttherapie, zoals tweestoelendialogen: in
de ene stoel stelt de cliënt zich voor hoe hij bepaalde gevoelens uitdrukt en in de andere stoel gaat
hij na hoe dit mogelijk bij anderen overkomt.
Hoewel emotiegerichte therapie in de eerste plaats gericht is op het veranderen van emoties, kan
het in de therapie ook uitsluitend gaan over het reguleren van emoties: zich ervan bewust zijn, ze
onder woorden brengen en adequaat te gebruiken om het lijden te reguleren en persoonlijke
doelen en behoeften te bevorderen.
Deze moderne vorm van cliëntgerichte psychotherapie is nog steeds de meest gebruikelijke
persoonsgerichte therapievorm.
De behoeftepiramide van Abraham Maslow
Abraham Maslow was van mening dat het behaviorisme en de psychoanalyse te veel focusten op
menselijke beperkingen en te weinig op menselijke mogelijkheden. Hij ging daarom het leven van
succesvolle mensen bestuderen, al krijgt zijn theorie hierdoor kritiek als zijnde ‘elitair’.
Zijn positieve motivatietheorie beschrijft hoe menselijke behoeften hiërarchisch geordend zijn:
mensen streven pas naar bevrediging van hogere behoeften als de lagere grotendeels zijn vervuld.
Dit visualiseerde hij in een behoeftepiramide.
Fysiologische primaire levensbehoeften (water, voeding,..) moeten vervuld zijn voor iemand aan
andere zaken kan denken.
Als de behoefte aan veiligheid, zekerheid en structuur doorheen het leven blijft domineren is er
sprake van neurotisch gedrag,, men vermijdt, al dan niet dwangmatig, nieuwe en onverwachte
ervaringen en richt het leven zo voorspelbaar mogelijk in.
De behoefte tot liefde en samenhorigheid probeert men te vervullen met vriendschappen, intieme
relaties, geven en nemen. Het niet kunnen vervullen van deze behoefte, leidt volgens Maslow tot
emotionele problemen.
Zonder zelfwaardering is iemand niet in staat om adequaat om te gaan met problemen die zich op
verschillende levensgebieden voordoen, men voelt zich hulpeloos en minderwaardig.
Zelfactualisatie leidt tot het volledige gebruik van talenten en capaciteiten. Voor veel mensen
wordt dit hoogte punt niet bereikt, dit kan zijn omdat dit volgens de piramide de minst sterke
behoefte is. De behoefte tot zelfactualisatie kan ook gemakkelijk afgeremd worden door een
ongunstige omgeving.
Fysiolotgische behoeften -> veiligheid -> liefde en samenhorigheid -> zelfwaardering -> zewlfactualisatie