1. Over Klinische Psychologie en ‘Abnormaal’ Gedrag Flashcards
In de psychologie zijn er 3 toepassingsgerichte disciplines:
- Klinische en gezondheidspsychologie
- Arbeids- en organisatiepsychologie
- Onderwijspsychologie
Klinische psychologie
De kern van de klinische psychologie wordt gevormd door psychische stoornissen. In de Angelsaksische literatuur spreekt men ook van ‘abnormal psychology’. De klinische psychologie houdt zich bezig met gedrag dat afwijkt van een bepaalde norm. Het gaat daarbij om afwijkingen die lastig zijn voor de persoon zelf of voor diens omgeving.
Afwijkingen kunnen betrekking hebben op…
Afwijkingen kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van menselijk functioneren. In de individuele persoon er kan sprake zijn van afwijkend gedrag, gedachten of belevingen. Iemand kan ook afwijken van de norm in relaties met andere mensen. Deze afwijkingen van ‘normaliteit’ in sociale relaties kunnen binnen het individu dan ook weer invloed hebben op gedrag, gedachten en belevingen.
Abnormale gedragingen, gedachten en gevoelens kunnen enkel verklaard worden tegen de achtergrond van normale processen.
Hier ligt het belang van de basisdisciplines van de psychologie: kennis van de normale psychologische functies, normale ontwikkeling, sociale- en persoonlijkheidspychologie zijn nodig om afwijkingen van de norm te kunnen vaststellen.
Seligman, Walker & Rosenhan (2001) onderscheiden 7 factoren die bepalen of gedrag als abnormaal of pathologisch wordt beschouwd:
- Persoonlijk leiden: vaak lijdt men onder problemen, maar dit hoeft niet het geval te zijn. Persoonlijk lijden alleen is niet voldoende om van pathologie te kunnen spreken.
- (Dis)functionaliteit van het gedrag: de mate waarin het gedrag invloed heeft op iemands dagelijks functioneren en welbevinden, bepaalt de beoordeling van (ab)normaliteit.
- Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag: als er geen logica in het gedrag te vinden is, wordt de ander vaak als abnormaal gezien.
- Onvoorspelbaarheid en controleverlies: wordt als abnormaal gezien: 1/ als gedragsregels niet werken en gedrag ongeremd wordt, 2/ als men de oorzaak van het aanschouwde gedrag niet kent en op dat moment niet kan achterhalen.
- Opvallend en onconventioneel gedrag: of gedrag opvalt is sterk afhankelijk van hoe vaak het voorkomt. Alleen als mensen opvallend of non-conformistisch gedrag ook sociaal onwenselijk achten, zijn zij geneigd dit pathologisch te vinden.
- Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt: ‘Observer discomfort’ leidt tot het abnormaal beoordelen van dat gedrag. Het gaat om impliciete regels waarvan men zich pas bewust wordt wanneer ze overtreden worden.
- Het overtreden van morele normen: tegen een moreel kompas worden ‘slechte’ gedragingen vaak als ‘abnormaal’ beoordeeld.
Psychische stoornis (definitie APA)
Een Psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van cognitieve functies, emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een dysfunctie in de psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychisch functioneren. Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante lijdensdruk of beperkingen in functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke bezigheden. Een reactie op een veelvoorkomende stressor of verlies, bvb het overlijden van een dierbare, die te verwachten valt en cultureel geaccepteerd wordt, is geen psychische stoornis. Sociaal deviant gedrag (bvb politiek, seksueel of religieus) en conflicten die zich vooral afspelen tussen een individu en de maatschappij zijn geen psychische stoornissen, tenzij de deviantie of conflict het gevolg zijn van disfunctioneren van het individu.
Nadruk ligt hierbij op de nadelige gevolgen die een gedrags- of psychologisch syndroom (een groep van samenhangende factoren) voor de betrokkene kunnen hebben.
Normaal en abnormaal: waar ligt de grens?: Het statistisch model
Binnen dit model heeft ‘abnormaal’ uitsluitend een statistische betekenis. Als het gaat om eigenschappen die ongeveer normaal verdeeld zijn over de bevolking, biedt het statistisch model aanknopingspunten om de vraag naar (ab)normaliteit te beantwoorden.
Problemen van het statistisch model:
- Er wordt geen strakke grens getrokken tussen normaal en abnormaal, maar de verschillende scores krijgen een betekenis in termen van zeer laag tot zeer hoog.
- Het specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet zijn om het abnormaal te kunnen noemen. Sommige stoornissen zijn ook niet normaal verdeeld (bvb genderidentiteitsstoornis komt voor bij minder dan 1/30.000). De ene stoornis komt minder vaak voor dan een andere en is dus in statistisch opzicht ook ‘abnormaler’.
- Er is geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die gepaard gaan met individueel lijden en afwijkingen waarvoor dat niet geldt
Het medisch of ziekte model
- Somatogene oorzaken: Een lichamelijke stoornis ligt ten grondslag van de psychische stoornis. (Bvb neurosyfilis)
- Psychogene oorzaken: Wanneer een psychologisch mechanisme ten grondslag ligt van een psychologische stoornis.
Veel klinisch psychologen en psychiaters menen dat de oorzaken van psychische stoornissen moeten gezocht worden in bovenstaande mechanismen. Volgens aanhangers van het medisch model zijn psychische stoornissen vergelijkbaar met somatische ziekten en dus best te verhelpen door de onderliggende mechanismen te behandelen.
Kritiek op het medisch model:
- Voor niet alle psychische stoornissen werd heden een eenduidig onderliggend mechanisme aangetoond, zodat het twijfelachtig is of er dan wel sprake kan zijn van ‘ziekte’ en of de term ‘genezing’ wel geschikt is. Voor het bepalen van de aanwezigheid van psychische stoornissen worden veelal psychosociale en ethische normen gebruikt, terwijl voor de behandeling medische termen worden gehanteerd. Het is daarom nuttig onderscheid te maken tussen geestelijke gezondheid en geestesziekte ahv aantoonbare neurologische, fysiologische en biochemische afwijkingen.
- De termen ‘ziekte’ en ‘therapie’ werken stigmatisering in de hand. Zie ‘labelling-theorie’: eenmaal geestesziek verklaard is het moeilijk om weer van dat label af te geraken.
Het leer- of onderwijsmodel
Authier en collega’s (1975) formuleerden een alternatief voor het medisch model, maar vervingen de twee partijen ‘therapeut’ en ‘patiënt’ door ‘leraar’ en ‘leerling’. Er wordt dan niet gesproken over ziekte of abnormaliteit, maar over een persoonlijk probleem, en ‘therapie’ heet dan het ‘uitvoeren van een onderwijsprogramma’. De uitkomst van de diagnostiek wordt niet zozeer in termen van stoornissen geformuleerd maar wel in termen van vaardigheidstekorten, het bepalen van een leerdoel.
Voordelen van het leer-of onderwijsmodel:
* In alle fasen van het model worden nadelige connotaties van het medisch model vermeden.
* Meer gewicht aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen met een persoonlijk probleem.
Er kan gesproken worden van geestesziekte als aan psychische problemen organische afwijkingen ten grondslag liggen, ook de term therapie is dan op zijn plaats. Als criterium tussen ziekte en gezondheid worden in dit model verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid gehanteerd. Zolang iemand nog zelf verantwoordelijkheid kan dragen en aanspreekbaar is voor de eigen daden, wordt die persoon niet als ‘ziek’ beschouwd (= demarcatie- of afgrenzingscriterium).
Conflict met DSM5 waarin niet alle opgenomen stoornissen een organische oorsprong hebben, terwijl wel moet worden getwijfeld of er nog sprake is van eigen verantwoordelijkheid van het individu waarop de diagnose van toepassing is. Volgens het leer- of onderwijsmodel is er dan wel sprake van ‘ziekte’ en mag de term ‘therapie’ gebruikt worden.
Binnen de psychologie zijn er 5 basisdisciplines
- Functieleer
- Ontwikkelingspsychologie
- Sociale psychologie
- Persoonlijkheidspsychologie
- Methodenleer