5.7 embryogenese hoofd-hals Flashcards

1
Q

kieuwbogen

A

Vormen een tijdelijke embryonale structuur in de hoofd-hals regio. Ze bestaan uit neurale lijst weefsel & myotomen. Kieuwbogen bevatten een zenuw, arterie, kraakbeen- spier- en bindweefsel-component. Vier paar zichtbare, twee paar ‘onzichtbare’ (ontstaan in 4e week).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

neurale lijst

A

Cellen tussen neuroectoderm (neurale buis) en ectoderm. Uit de neurale lijst ontstaat het perifere zenuwstelsel, maar craniaal zijn de cellen actiever en bepalen ze de vorm van de schedel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

prosencephalon

A

Voorbrein. Splitst zich op in een diencephalon & telencephalon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

diencephalon

A

thalamus & hypothalamus (tussenhersenen). Hieruit vormt ook het oogblaasje -> oogbeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

telencephalon

A

Het cerebrum bestaand uit twee telencephali.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mesencephalon

A

Middenhersenen (deel van de breinstam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rhombencephalon

A

bestaant uit metencephalon & myelencephalon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

metencephalon

A

pons en cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

myelencephalon

A

medulla oblongata.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

placodes

A

Gespecialiseerde stukjes ectoderm waaruit sensibele organen van het hoofd ontstaan. Ontwikkeling van de placodes hangt samen met de ontwikkeling van de neurale lijst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

buccofaryngeale membraan

A

Komt door de sterke groei van de hersenen aan de ventrale zijde te liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stomodeum

A

Ontstaat aangrenzend aan het buccofaryngeale membraan = de primitieve mond-neus holte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Prominentia

A

5 welvingen die ontstaan rondom het stomodeum, die het aangezicht zullen vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eerste kieuwboog

A
  • Vormt mandibula en maxilla
  • geinnerveerd door n. V
  • kauwspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kopplooi

A
  • nasolaterale prominentia
  • frontonasale prominentia
  • nasomediale prominentia
    (deze gebieden ritsen aan elkaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vorming palatum

A
  1. primaire palatum ontstaat door fusie van medionasalis
  2. secundaire palatum ontstaat door uitgroei en fusie van van de processi maxillaris met elkaar & het primaire palatum.
  3. Primaire en secundaire palatum samen = gehemelte
  4. gehemelte sluit door uitgroei en fusie van het secundaire palatum met het septum.
17
Q

gespleten lip en gehemelte

A

Ontstaat door stoornis in uitgroei en fusie van de aangezichtswelvingen.

18
Q

1e kieuwzak

A

tuba auditiva

19
Q

1e kieuwspleet

A

gehoorgang

20
Q

brachiomotorspieren

A

spieren die ontstaan uit de kieuwboogmyotomen.

21
Q

2e kieuwboog

A
  • hyoïd
  • geinnerveerd door n. VII
  • mimische spieren
22
Q

3e kieuwboog

A
  • geinnerveerd door n. IX
  • m. stylopharyngeus
23
Q

4e kieuwboog

A
  • geinnerveerd door n. X
  • pharynx en larynx spieren
24
Q

neurale lijstcellen

A

tussen neuroectoderm en neurale plaat, verspreiden zich over de kieuwbogen een aangezicht welvingen. Dit is een zeer gereguleerd proces.

25
Q

somitomeren

A

ongesegmenteerd mesoderm craniaal van de somieten, hierin ontstaan myotomen van een aantal kieuwbogen. (branchiomotorspieren)

26
Q

somitomorspieren

A

spieren enkel gevormd uit paraxiaal mesoderm; niet uit de kieuwbogen.

27
Q

neurale lijst afwijking

A

Heeft een verstoring in het aangezicht tot gevolg.

28
Q

indeling botdelen; plaats in het hoofd

A
  • neurocranium
  • viscerocranium
29
Q

indeling botdelen; type botvorming

A
  • chondrale verbening; in schedelbasis en in kieuwboog skelet
  • desmale verbening; in het schedeldak en in de kaakbeenderen (embryonaal kraakbeen)
30
Q

indeling botdelen; embryonale herkomst

A

Neurocranium & viscerocranium beide onstaan uit neurale lijst cellen & paraxiaal mesoderm.

31
Q

spieren niet ontwikkeld uit keiuwboog

A

tongspieren & oogspieren