5.4 Flashcards

1
Q

Correlatie

A

De samenhang tussen verschillende variabele (word uitgedrukt in correlatiecijfers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Causaliteit (causale relatie)

A

Een oorzakelijk verband tussen twee variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onafhankelijke variabele

A

Een variabele die als oorzaak wordt gezien van het veranderen van een andere variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Afhankelijke variabele

A

Een variabele die wordt beïnvloed door een of meerdere onafhankelijke variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Interveniërende variabelen

A

Het verband tussen onafhankelijke en afhankelijke variabele komt dan tot stand of wordt beïnvloed (zit tussen de andere twee variabelen in)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly