5. Angststoornissen en obsessief- compulsieve stoornissen Flashcards

1
Q

Angst

A

Emotionele gesteldheid die wordt gekenmerkt door fysiologische arousel, onaangename spanning en een gevoel van vrees of bezorgdheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Angststoornis

A

Een klasse van psychische stoornissen die zich kenmerkt door buitensporige of ongepaste angstreacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar aan is angst te herkennen?

A
  1. Lichamelijke kenmerken (bijv. beven, trillen, zweten)
  2. Gedragskenmerken (vermijdend gedrag of juist zich vastklampen en afhankelijk gedrag)
  3. Cognitieve kenmerken (bijv. zorgelijkheid, angst voor het verliezen van controle en zich sterk bewustzijn van lichamelijke sensatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Paniekstoornis

A

Een angststoornis die zich kenmerkt door terugkerende episodes van intense angst of paniek. Een paniekaanval is een intense angstreactie die samengaat met lichamelijke uitingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer krijg je de diagnose van een paniekstoornis?

A

Iemand moet terugkerende, onverwachte paniek aanvallen hebben en na tenminste één van de aanvallen moet zich een periode van minstens een maand voordoen waar de volgende verschijnselen zich voordoen: aanhoudende angst voor een volgende aanval & significante maladaptieve verandringen in gedrag zoals het beperken van activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het cognitief- biologische model voor de paniekstoornis:

A

Wanneer iemand vatbaar is voor paniek en is er sprake van overgevoeligheid voor veranderingen in het lichaam, kan dit worden opgevat als heftiger dan het is. Dit roept angst op, waarna het sypathische zenuwstelsel actief wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Biologische factoren van paniekstoornissen

A
  1. Mogelijke overgevoeligheid inwendig alarmsysteem
  2. Neurotransmitters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cognitieve factor van paniekstoornissen:

A

Angstgevoeligheid is een belangrijke risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behandelmethoden voor angst en paniekstoornissen

A

Medicijnen die worden gebruikt in behandeling tgen despressie zoals antidepressiva, hebben ook een angst- en paniekremmende werking. Cognitieve therapie wordt veel ingezet om de patiënt te helpen de gedachten over situaties van paniek bij te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fobische stoornissen

A

Hierbij is er een irrationele vrees voor te verwachten dreigingen. Meestal hebben mensen een fobie voor gewone gebeurtenissen. In de DSM wordt er gesproken van een specifieke fobie, sociale-angstoornis en agorafobie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Specifieke fobie

A

Een fobie voor een specifiek object of een specifieke situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sociale- angststoornis (sociale fobie)

A

Een buitensporige vrees voor sociale interacties of situaties. Mensen met een sociale fobie hebben vaak de angst dat ze negatief beoordeeld worden door anderen. (bijv. plankenkoorts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Agorafobie

A

Buitensporige, irrationele angst voor open of openbare ruimten. Er zijn twee vormen van agorafobie: met of zonder paniekstoornis. Bij een paniekstoornis met agorafobie is iemand constant bang een paniekaanval te krijgen in openbare plekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psychodynamisch perspectief van angststoornis

A

Angst is een signaal dat gevaarlijke inpulsen van seksuele of agressieve aard het bewuste door te dringen. Fobieën zijn als het ware een afweermechanisme van projectie. De betrokkene projecteert de dreigende impuls op het fobische object

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Obsessief- compulsieve stoornis (OCD)

A

Angsstoornis die zich kenmerkt door terugkerende obsessies, dwang of beiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Obsessie

A

Een terugkerende, aanhoudende ongewenste en niet in bedwang te houden gedachte, beeld, drang of drangbeeld.

17
Q

Compulsie

A

een zich herhalend, of ritualistisch gedrag dat de betrokkene tegen zijn of wil in blijft vertonen.

18
Q

Behandelmethoden OCD

A

Blootstelling met responspreventie is een methode waar de patiënt wordt gestimuleerd situaties op te zoeken waar de obsessieve gedachten opkomen om vervolgens te proberen het compulsieve gedrag te onderdrukken.

19
Q

Morfodysorie

A

Somatische stoornis die wordt gekenmerkt door een obsessie met een imaginair of sterk overdreven defect in het uiterlijk. Mensen met morfodysorie hebben een lager zelfbeeld en scoren hoger op perfectionisme.

20
Q

Gegeneraliseerde- angststoornis (GAS)

A

Angststoornis die zich kenmerkt door een constant gevoel van onrust, nare voorgevoelens en een verhoogde staat van lichamelijke arousal. Mensen met deze stoornis maken zich buitensporig zorgen.