5. Angststoornissen en obsessief- compulsieve stoornissen Flashcards
Angst
Emotionele gesteldheid die wordt gekenmerkt door fysiologische arousel, onaangename spanning en een gevoel van vrees of bezorgdheid.
Angststoornis
Een klasse van psychische stoornissen die zich kenmerkt door buitensporige of ongepaste angstreacties
Waar aan is angst te herkennen?
- Lichamelijke kenmerken (bijv. beven, trillen, zweten)
- Gedragskenmerken (vermijdend gedrag of juist zich vastklampen en afhankelijk gedrag)
- Cognitieve kenmerken (bijv. zorgelijkheid, angst voor het verliezen van controle en zich sterk bewustzijn van lichamelijke sensatie)
Paniekstoornis
Een angststoornis die zich kenmerkt door terugkerende episodes van intense angst of paniek. Een paniekaanval is een intense angstreactie die samengaat met lichamelijke uitingen
Wanneer krijg je de diagnose van een paniekstoornis?
Iemand moet terugkerende, onverwachte paniek aanvallen hebben en na tenminste één van de aanvallen moet zich een periode van minstens een maand voordoen waar de volgende verschijnselen zich voordoen: aanhoudende angst voor een volgende aanval & significante maladaptieve verandringen in gedrag zoals het beperken van activiteiten.
Het cognitief- biologische model voor de paniekstoornis:
Wanneer iemand vatbaar is voor paniek en is er sprake van overgevoeligheid voor veranderingen in het lichaam, kan dit worden opgevat als heftiger dan het is. Dit roept angst op, waarna het sypathische zenuwstelsel actief wordt.
Biologische factoren van paniekstoornissen
- Mogelijke overgevoeligheid inwendig alarmsysteem
- Neurotransmitters
Cognitieve factor van paniekstoornissen:
Angstgevoeligheid is een belangrijke risicofactor
Behandelmethoden voor angst en paniekstoornissen
Medicijnen die worden gebruikt in behandeling tgen despressie zoals antidepressiva, hebben ook een angst- en paniekremmende werking. Cognitieve therapie wordt veel ingezet om de patiënt te helpen de gedachten over situaties van paniek bij te stellen.
Fobische stoornissen
Hierbij is er een irrationele vrees voor te verwachten dreigingen. Meestal hebben mensen een fobie voor gewone gebeurtenissen. In de DSM wordt er gesproken van een specifieke fobie, sociale-angstoornis en agorafobie.
Specifieke fobie
Een fobie voor een specifiek object of een specifieke situatie.
Sociale- angststoornis (sociale fobie)
Een buitensporige vrees voor sociale interacties of situaties. Mensen met een sociale fobie hebben vaak de angst dat ze negatief beoordeeld worden door anderen. (bijv. plankenkoorts)
Agorafobie
Buitensporige, irrationele angst voor open of openbare ruimten. Er zijn twee vormen van agorafobie: met of zonder paniekstoornis. Bij een paniekstoornis met agorafobie is iemand constant bang een paniekaanval te krijgen in openbare plekken.
Psychodynamisch perspectief van angststoornis
Angst is een signaal dat gevaarlijke inpulsen van seksuele of agressieve aard het bewuste door te dringen. Fobieën zijn als het ware een afweermechanisme van projectie. De betrokkene projecteert de dreigende impuls op het fobische object
Obsessief- compulsieve stoornis (OCD)
Angsstoornis die zich kenmerkt door terugkerende obsessies, dwang of beiden