4.1 Flashcards

1
Q

hoe lang bestaat de aarde

A

4,6 miljard jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer ontstonden de eerste eencelligen

A

3,8 miljard jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer ontstonden de eerste meercelligen

A

670 miljoen jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer ontstonden de eerste landplanten

A

400 miljoen jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer ontstonden de eerste gewervelden

A

350 miljoen jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer ontstonden de eerste zoogdieren en vogels

A

65 miljoen jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe oud zijn de oudste fossielen met menselijke kenmerken

A

5 miljoen jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anorganische stoffen

A

komen voor in organismen en levenloze natuur
kleine, eenvoudige moleculen
bijv koolstofdioxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

organische stoffen

A

komen voor in organismen
grote, ingewikkelde moleculen
bevatten C, H en meestal O
bijv glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

heterotrofe organismen

A

kunnen geen organische stoffen maken uit alleen anorganische stoffen
hebben andere organismen nodig als eten
nemen organische en anorganische stoffen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

autotrofe organismen

A

kunnen wel organische stoffen maken uit alleen anorganische stoffen
hebben geen andere organismen nodig als eten
nemen anorganische stoffen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zelforganisatie

A

hierbij ontstaan eenheden met nieuwe eigenschappen op een hoger organisatieniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

chemische evolutie

A
  1. in oeratmosfeer ontstonden (door bliksem en uv-straling) organische moleculen
  2. in zeeën ontstond organische oersoep, hierin ontstonden grotere moleculen en de eerste cellen
  3. eerste organismen: heterotrofe, anaerobe bacteriën
  4. ontstonden autotrofe bacteriën
  5. ontstonden aerobe bacteriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

endosymbiosetheorie

A

door instulping van celmembraan zijn celkern met kernmembraan en endoplasmatisch reticulum ontstaan
cyanobacteriën -> chloroplasten
aerobe bacteriën -> mitochondriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prokaryote organismen

A

hebben geen celkern, DNA ligt los in cytoplasma
hebben geen vacuolen, mitochondriën of endoplasmatisch reticulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

eukaryote organismen

A

hebben celkernen, waarin DNA zich bevindt
hebben vacuolen, mitochondriën en endoplasmatisch reticulum

17
Q

organismen ingedeeld in 3 domeinen:

A

bacteriën
archaea
eukaryoten

18
Q

ordeningssysteem van organismen van groot naar klein

A

domein - rijk - stam - klas - orde - familie - geslacht - soort

19
Q

een geslacht (soorten)

A

bestaat uit soorten die zich uit eenzelfde voorouder hebben ontwikkeld

20
Q

binaire naamgeving

A

Geslachtsnaam soortaanduiding (soms naam van naamgever)
vb Bellis perennis L.