10.3 Flashcards

1
Q

RNA

A

nucleïnezuur dat bestaat uit een enkele. streng nucleotiden, bevat ribose ipv desoxyribose en uracil (U) ipv thymine (T)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

transcriptie

A
  1. RNA-polymerase bindt aan een promotor
  2. vanaf promotor worden de waterstofbruggen tussen beide nucleotideketens verbroken van 3’ naar 5’
  3. ontstaat een RNA keten van 5’ naar 3’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

promotor

A

specifieke volgorde van stikstofbasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

template-/matrijsstreng

A

de nucleotideketen waarlangs het mRNA ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

coderende streng

A

de nucleotideketen die niet wordt gebruikt met zelfde volgorde als RNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

transcriptiefactoren

A

eiwitten benodigd om RNA-polymerase te laten binden aan de promotor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mRNA

A

messenger-RNA
breng info van het DNA voor het coderen van eiwitten naar de ribosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rRNA

A

ribosomaal RNA
bestanddeel van ribosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tRNA

A

transfer-RNA
bindt een aminozuur uit het cytoplasma en vervoert het naar een ribosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

splicing

A

introns worden uit het pre-mRNA geknipt en de exons worden aan elkaar gekoppeld
hierdoor ontstaat mRNA dat de info bevat voor de synthese van een eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly