4. expressions - la santé / chez le médécin Flashcards
1
Q
Ik heb pijn
A
J’ai mal
2
Q
Ik heb buikpijn
A
J’ai mal au ventre
3
Q
Ik heb hoofdpijn
A
J’ai mal à la tête
4
Q
Ik maak koorts
A
Je fail la fièvre
5
Q
Ik heb een verkoudheid
A
J’ai un rhumeU
6
Q
Ik heb een griep
A
J’ai la grippe
7
Q
Ik ben misselijk
A
J’ai des nausées
8
Q
Ik ben duizelig
A
J’ai le vertige
9
Q
Ik voel me ziek
A
Je me sens malade
10
Q
Ik ben ziek
A
Je suis malade
11
Q
Veel beterschap
A
Bon rétablissementGe
12
Q
Gezondheid ! (bij het niezen)
A
A vos souhaits !
13
Q
Help !
A
Au secours !