10. A table / Au restaurant Flashcards
lamsvlees
de l’agneau
rundsvlees
du boeuf
vis
du poisson
varkensvlees
du porc
soep
du potage
kip
du poulet
rijst
du riz
zalm
du saumon
kalfsvlees
du veau
de boter
le beurre
chocolade
le chocolat
de kaas
le fromage
de melk
le lait
de peper
le poivre
het zout
le sel
de suiker
le sucre
een cola
un coca
een citroen
un citron
een croissant
un croissant
een ei
un oeuf
een stuk fruit
un fruit
een gebak
un gâteau
een groente
un légume
een brood
un pain
een restaurant
un restaurant
vlees
de la viande
pasta
des pâtes
de charcuterie
la charcuterie
de confituur
la confiture
het eten (zelfstandig naamwoord)
la nourriture
een stokbrood
une baguette
een banaan
une banane
een fles
une bouteille
een brasserie
une brasserie
een wortel
une carotte
een aardbei
une fraise
een appelsien
une orange
een pizza
un pizza
een peer
une poire
een appel
une pomme
een salade
une salade
een boterham
une tartine
een tomaat
une tomate
een mes
un couteau
een glas
un verre
een bord
une assiette
een lepel
une cuillère
een vork
une fourchette
een tas, een kop
une tasse
een voorgerecht
un hors-d’oeuvre
een dessert
un dessert
een (hoofd)gerecht
un plat
een vegetarisch gerecht
un plat végétarien
een voorgerecht
une entrée
een koffie
un café
een cola
un coca
een thee
un thé
een glas water
un verre d’eau
een glas wijn
un verre de vin
plat water
de l’eau plate
bruiswater
de l’eau pétillante
een limonade
une limonade
ontbijten / het ontbijt
prendre le petit-déjeuner / le petit déjeuner
lunchen / de lunch
déjeuner / le déjeuner
avondeten / het avondeten
dîner / le dîner
de rekening a.u.b.
l’addition / la note s.v.p.
de kaart a.u.b.
la carte s.v.p.
een tafel voor 4 a.u.b.
une table pour 4 personnes s.v.p.
we hebben gereserveerd op naam van…
nous avons réservé au nom de…
met (zout)
avec (du sel)
zonder (ajuin)
sans (oignons)
Ik heb honger.
J’ai faim.
Ik heb dorst.
J’ai soif.
smakelijk !
Bon appétit !
Heeft het u gesmaakt ?
ça vous a plu ?
Was alles naar wens ?
Tout s’est bien passé ?
Wat wenst u verder nog ?
Et avec ça ?
Waar zijn de wc’s aub ?
Où sont les toilettes s.v.p.?
Het was heel lekker.
C’était très bon.