3. Le Temps Flashcards
Vandaag
Aujourd’hui
overmorgen
après-demain
eergisteren
avant-hier
deze morgen / vanmorgen
ce matin
deze avond / vanavond
Ce soir
Dit weekend
Ce week-end
Deze namiddag / vannamiddag
Cet après-midi
Morgen
Demain
Gisteren
Hier
de dag nadien
le lendemain
Nu
Maintenant
Een jaar (aantal)
Un an
een namiddag
un après-midi
Een dag
Un jour
Een maand
Un mois
over een week
dans une semaine
een week geleden
il y a une semaine
vorige week
la semaine passée
volgende week
la semaine prochaine
vannacht
cette nuit
de dag voordien
la veille
Een jaar (tijdsduur)
Une année
Een uur
Une heure
een minuut
une minute
een seizoen
une saison
een seconde
une seconde
Een week
Une semaine
De hele dag
Toute la journée
om 8 uur
à 8 heures
het is 8 uur
il est 8 heures
het is 8uur 10
il est 8 heures dix
het is 8uur 15
il est 8 heures et quart
hoe laat is het?
il est quelle heure ?
het is 8uur 30
il est 8 heures et demie
het is 8 uur 45
il est 9 heures moins le quart
het is 8 uur 50
il est 9 heures moins dix
het is middag
il est midi
het is middernacht
il est minuit