4 - Complicaties acuut coronair syndroom Flashcards

1
Q

Wanneer spreken we van bradycardie?

A

Wanneer er bij een patiënt sprake is van een hartslag onder de 60 bpm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer spreken we van tachycardie?

A

Wanneer er bij een patiënt sprake is van een hartslag boven de 100 bpm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een verschil tussen een ventriculaire tachycardie en ventrikelfibrilleren?

A

Bij een ventriculaire tachycardie ontstaat er een re-entry, dus de elektrische geleiding blijft geactiveerd worden om het littekenweefsel
heen. Bij ventrikelfibrilleren zijn er cellen die continue vuren en zichzelf activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan het hart medicamenteus ondersteunt worden?

A

o Inotropie
- Dobutamine
- Dopamine
- Enoximone
o Vasopressine
- Noradrenaline
- Adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan het hart mechanisch ondersteunt worden?

A

o IABP
o ECMO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer komt een papillairspier ruptuur het meeste voor?

A

Bij RCA occlusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer komt een ventrikelseptum ruptuur het meeste voor?

A

Bij LAD occlusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer komt een vrije wand ruptuur het meeste voor?

A

Bij LAD occlusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat hoor je bij een papillairspier ruptuur?

A

Een systolische souffle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly