3 - Regulatie perifere circulatie Flashcards

1
Q

Waar wordt de bloedstroom gereguleerd?

A

Op niveau van arteriolen, precapillaire sfincters en capillairen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke cellen hebben onderling contact en kunnen ook bijdragen aan het regelen van de bloedstroom naar een bepaalde capillair?

A

Pericyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe regelt de sympathicus neuraal de bloedflow per orgaan?

A

Door de perifere weerstand te verhogen en de veneuze return te verhogen via adrenerge regulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe regelt de parasympathicus neuraal de bloedflow per orgaan?

A

Via NO gemedieerde dilatatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke bloedvaten leveren de grootste bijdrage aan de totale vasculaire weerstand?

A

Arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt het proces van contractie via calcium?

A
  1. Rek zorgt ervoor dat kaliumkanalen dichtgaan.
  2. Dit leidt tot een depolarisatie waarna Ca2+ de cel in kan stromen.
  3. Alfa1-agonist, angiotensine II, endotheline, ADP en thromboxaan kunnen binden aan de receptor.
  4. Vervolgens kunnen ze fosfolipase C omzetten in IP3 wat zorgt voor calciumrelease uit het sarcoplasmatisch reticulum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt het proces van relaxatie via cAMP en cGMP productie?

A
  1. Bèta2-agonist, PG-I2 en adenosine kunnen binden aan receptoren en via cAMP en cGMP productie zorgen voor een hyperpolarisatie.
  2. Het calcium wordt dan opgenomen in het sarcoplasmatisch reticulum en via de EDHF gaat kalium de cel uit.
  3. Dit zorgt wederom voor calciumopname in het sarcoplasmatisch reticulum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een overige functie van cAMP en cGMP?

A

cAMP en cGMP verminderen ook de gevoeligheid voor calcium van het MLCK, waardoor deze gedefosforyleert raakt en relaxatie kan geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan calcium de cross-bridge cycling triggeren?

A

Via fosforylering van myosin light chains (MLC).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stoffen zorgen door indirecte werking via endotheel voor relaxatie?

A
  • NO
  • Prostacycline
  • EDHF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke stof zorgt door indirecte werking via endotheel voor contractie?

A
  • Endotheline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stoffen stimuleren de release van NO, prostacycline en EDHF?

A

o Acetylcholine
o Bradykinine
o Shear stress (flow)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly