4. Afgeleiden en inversen van goniometrische functies Flashcards

1
Q

Wat is de afgeleide van f(t) = sin(t) en de afgeleide van g(t) = cos(t)?

A

f(t) = sin(t) // f ‘(t) = cos(t)

g(t) = cos(t) // g ‘(t) = -sin(t)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als h(t) = tan(t) wat is dan de afgeleide en hoe kunnen we deze herschrijven?

A

h(t) = tan(t) dan is h ‘(t) = 1/cos2(t)

Dit kan herschreven worden als 1+tan2(t)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de inverse van functie f?

A

Dit is de functie f-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de inverse van de sinus functie?

A

arcsinus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet de grafiek van arcsin eruit in vergelijking met die van sin?

A

arcsin is als grafiek de speigeling van de grafiek van sin in de lijn y=x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De afgeleide van de harmonische trillingsfunctie H(t) = sin(½πt) is

A

De afgeleide van de harmonische trillingsfunctie H(t) = sin(½πt) is H ‘(t) = v(t) = ½cos(½πt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly