3C1 week 1 HC 4 & 7 Preventie Flashcards

1
Q

Welke strategieën van preventiebeleid zijn er?

A
  • Causes of cases: hoog risico individuen
  • Causes of incidence: populatie strategie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe stel je een Rose paradigma op?

A
  1. Verband blootstelling en respons
  2. Relatieve risico en attributieve fractie berekenen
  3. Verdeling van blootstelling
  4. Sterfte in elke categorie berekenen
  5. Bereken aantal doden door blootstelling in elke categorie (AF x doden)
  6. Bereken bijdrage (%) aan oversterfte door blootstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het relatieve risico?

A

Het absolute risico op sterfte van de blootgestelde groep / het absolutie risico op sterfte controle groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de attributieve fractie?

A

Fractie van sterfte van blootgestelde groep die te wijten is aan de blootstelling zelf
-> AF = (RR-1)/RR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Rose’s paradigma?

A
  • De grootste gezondheidswinst in de populatie is te boeken in de groep met een matig verhoogd risico
  • Preventiebeleid dat een kleine verschuiving in de verdeling van de risicofactor richting gezonde mensen realiseert, kan veel effectiever zijn dan een preventiebeleid dat zich alleen richt op de mensen met het hoogste risico (populatie-aanpak ipv hoog-risico benadering)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is Rose’s paradigma van toepassing?

A
  1. Als het risico op ziekte gradueel stijgt met toenemende blootstelling, en
  2. lage niveaus van blootstelling zeer veel voorkomen in de populatie, dan
  3. zullen personen met een klein risico meer bijdragen aan de ziektelast, dus
  4. ligt dan de populatiebenadering in preventiebeleid meer voor de hand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de preventie paradox?

A

De (schijnbare) tegenstelling dat preventieve maatregelen op populatieniveau een grote gezondheidswinst opleveren, maar relatief weinig voor elk individu in die populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je preventie indelen?

A

Op ziekte, aangrijpingspunt of doelgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kun je preventie indelen op basis van ziekte?

A
  • Primair (populatie benadering):
    voorkomen nieuwe gevallen door het wegnemen of verminderen van onderliggende oorzaken (bv autogordel)
  • Secundaire preventie (screening/hoog-risico benadering): opsporen van een aandoening in een zo vroeg mogelijk stadium, zodat vroege behandeling mogelijk is en verergering wordt voorkomen (bv bevolkingsonderzoek)
  • Tertiaire preventie: voorkomen of beperken van de gevolgen van een vastgestelde aandoening (bv beweegprogramma)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kun je preventie indelen op basis van aangrijpingspunt?

A
  • Gezondheidsbescherming: aanpak van omgeving van de mens om kans op blootstelling aan risicofactoren te verkleinen ( bv rookverbod, riolering)
  • Gezondheidsbevordering: bevorderen van gezond gedrag ( bv lesprogramma op scholen, voorlichtingscampagne)
  • Ziektepreventie: programma’s gericht op het voorkomen van infectieziekten (bv vaccinatieprogramma DKTP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kun je preventie indelen op basis van doelgroep?

A
  • Universele preventie: algemene bevolking -> bevordert en beschermt actief de gezondheid van de bevolking (bv gordel, rookverbod)
  • Selectieve preventie: bevolkingsgroepen met verhoogd risico -> voorkomen dat personen met verhoogd risico voor een bepaalde aandoening daadwerkelijk ziek worden (bv neonatale screening, statines)
  • Geïndiceerde preventie: individuen met beginnende klachten -> voorkomen van verergering tot een aandoening (bv training slaapproblemen)
  • Zorggerelateerde preventie: individuen met ziekte -> voorkomen van complicaties en beperkingen (bv beweegprogramma)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe bereken je de populatie attributieve fractie (PAF)?

A

(Prevalentie x ( RR-1) ) / ((Prevalentie x (RR-1)) +1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe bereken je de potentiële impact fractie (PIF)?

A

((Prevalentie oud – Prevalentie na interventie) x (RR-1) ) / (Prevalentie oud * (RR-1)) +1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het selectiemechanisme?

A

Personen met gezondheidsproblemen hebben een kleinere kans toe te treden tot de arbeidsmarkt of aan het werk te blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het causatiemechanisme?

A

Het verliezen van betaalde arbeid heeft directe en indirecte negatieve consequenties voor de gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke epidemiologische transitie heeft er plaatsgevonden?

A
  • Daling sterfte & verschuiving infectieziekten naar chronische aandoeningen, HVZ en kanker
  • Verschuiving sociale en fysieke omstandigheden als oorzaak naar individuele leefstijlfactoren als oorzaak
  • Roken, ongezonde voeding en tekort aan beweging in hogere inkomensgroepen
17
Q

Waaruit bestaat planmatige gezondheidsvoorlichting?

A

Analyse volksgezondheid -> analyse risicofactoren -> analyse determinanten van gedrag -> ontwikkeling interventie -> implementatie en disseminatie interventie

18
Q

Wat is gezondheidsvoorlichting?

A

Activiteiten die kunnen worden ondernomen om te stimuleren dat mensen zich vrijwillig gezonder willen en kunnen gedragen

19
Q

Welke theorieën van gedragsverandering zijn er?

A
  • Health belief model: ervaren gezondheidsdreiging & evaluatie of eigen gedrag dreiging kan verminderen
  • Beredeneerd gedrag model: attitude, ervaren subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole
20
Q

Waardoor is er een toename van obesitas?

A

Verandering in obesogene omgeving
- 25% toename in fast food

21
Q

Wat is het ANGELO raamwerk?

A

Micro en macro niveau
- fysiek: beschikbaarheid
- Economisch: kosten
- Politiek: beleid
- Sociaal cultureel: normen

22
Q

Wat is het sociaalecologisch model?

A

Omgeving -> attitude, ervaren subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole -> intentie -> gedrag

23
Q

Wat zijn kenmerken van preventie bij ouderen?

A
  • Focus op zelfredzaamheid
  • Gelijkheid, toegankelijke fysieke omgeving en inclusieve sociale omgeving
  • Health in all beleid: universele preventie
24
Q

Hoe bereken je de sensitiviteit en specificiteit?

A
  • Se = TP / (TP+FN)
  • Sp = TN / (TN+FP)
25
Q

Hoe bereken je de positief en negatief voorspellende waarde?

A
  • PVV = TP / (TP+FP)
  • NVV = TN / (TN+FN)