3.10.2024 - Ik will weten of / Ik vraag me af of Flashcards

1
Q

to explore” or “to scout

A

verkennen

We gaan het bos verkennen tijdens onze wandeling.
(We are going to explore the forest during our walk.)

Voordat we een beslissing nemen, moeten we de markt verkennen.
(Before making a decision, we need to explore the market.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

on one’s own” or “by oneself”

A

eigen houtje

Hij besloot op eigen houtje een bedrijf te starten.
(He decided to start a business on his own.)

Ze ging op eigen houtje op reis, zonder een gids of reisbureau.
(She went on a trip by herself, without a guide or travel agency.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

jointly”, “together”, or “collectively”

A

Gezamenlijk

Ze hebben gezamenlijk aan het project gewerkt.
(They worked on the project together.)

We dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het resultaat.
(We collectively share the responsibility for the result.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

old-fashioned

A

ouderwets

Hij draagt een ouderwetse bril die je tegenwoordig niet vaak meer ziet.
(He wears old-fashioned glasses that you don’t see much anymore.)

Die televisie is echt ouderwets, hij heeft geen internetverbinding.
(That TV is really old-fashioned; it doesn’t have internet connectivity.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

annoying”, “unpleasant”, or “bothersome”

A

vervelend

Het is vervelend dat de trein weer vertraging heeft.
(It’s annoying that the train is delayed again.)

Hij gedraagt zich soms erg vervelend in de klas.
(He sometimes behaves very annoyingly in class.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bold”, “cheeky”, or “rude

A

brutaal

Het kind was erg brutaal tegen de leraar.
(The child was very cheeky towards the teacher.)

Hij stelde een brutale vraag tijdens de vergadering.
(He asked a bold question during the meeting.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

What kind/type of person is Joost?

A

Wat voor type is Joost?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

afkorting van “bijvoorbeeld”

A

bv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

very unfortunate” or “such a pity

A

heel jammer

Het is heel jammer dat het concert is afgelast.
(It’s very unfortunate that the concert was canceled.)

Wat heel jammer dat je de wedstrijd hebt gemist!
(It’s such a pity that you missed the match!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

to spend time / money

A

tijd / geld spenderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sweet”, “kind”, or “loving

A

lief

Ze is altijd zo lief voor haar vrienden.
(She is always so kind to her friends.)

Wat een lief cadeautje heb je gegeven!
(What a sweet gift you gave!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Volgens mij ….?
Ik vind dat … ? zin type?

A

Volgens mij is Rita een spontaan type. –> inversie
Ik vind dat Joost een romantisch type is. –> katapult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

compensation” or “reimbursement

A

de vergoeding

Je krijgt een vergoeding voor de reiskosten naar het werk.
(You receive compensation for the travel expenses to work.)

De verzekering biedt een vergoeding voor de schade aan het huis.
(The insurance provides compensation for the damage to the house.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Give your opinion

A

Geef je mening

Geef je mening op 2 manieren.
Give your opinion in 2 ways.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is Hanan jarig? Direct–> indirect?
Heeft Mustafa kinderen?

A

Weet jij wanneer Hanan jarig is?
Weet jij of Mustafa kinderen heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Structuur van de indirecet –? weten/vragen/will graag weten

A

Ik will weten of…
Ik vraag me af of….
Ik will graag/nu/niet weten of…

17
Q

“I wonder if that might not be something for you, too.

A

Ik vraag me af of dat ook niets voor jou is

18
Q

the author

A

De auteur

De auteur van dit boek is bekend om zijn spannende verhalen.
(The author of this book is known for his thrilling stories.)

De auteur gaf een lezing over haar nieuwste roman.
(The author gave a lecture about her latest novel.)

19
Q

to stay” or “to reside

A

verblijven

We verblijven twee weken in een hotel tijdens onze vakantie.
(We are staying in a hotel for two weeks during our vacation.)

Hij verblijft momenteel bij zijn vrienden terwijl hij naar een nieuw appartement zoekt.
(He is currently staying with his friends while he looks for a new apartment.)

20
Q

unfortunately

A

Helaas

Helaas regende het de hele dag, dus konden we niet naar het strand gaan.
(Unfortunately, it rained all day, so we couldn’t go to the beach.)

Helaas is het concert geannuleerd vanwege het slechte weer.
(Unfortunately, the concert was canceled due to bad weather.)

21
Q

wheelchair

A

de rolstoel

De rolstoel staat naast het bed.
(The wheelchair is next to the bed.)

22
Q

to doubt

A

twijfelen

Hij twijfelt of hij de juiste keuze heeft gemaakt.
(He doubts whether he made the right choice.)

Ze twijfelt over welke jurk ze moet dragen naar het feest.
(She is unsure about which dress to wear to the party.)

23
Q

to convince” or “to persuade

A

overtuigen

Ik probeer hem te overtuigen om mee te gaan naar het feest.
(I am trying to convince him to come to the party.)

Ze heeft me overtuigd om dat boek te lezen.
(She convinced me to read that book.)

24
Q

in 2 weeks

A

over 2 weken

25
Q

to explain

A

uitleggen

Kun je me dit concept uitleggen?
(Can you explain this concept to me?)

De leraar legde de lesstof nog een keer uit.
(The teacher explained the lesson again.)

26
Q

useful” or “beneficial

A

nuttig

Deze tips zijn erg nuttig voor het verbeteren van je studievaardigheden.
(These tips are very useful for improving your study skills.)

Het is nuttig om te weten hoe je een cv moet schrijven als je solliciteert.
(It is useful to know how to write a CV when applying for a job.)

27
Q

afterwards

A

achteraf

Achteraf gezien was het een goede beslissing.
(In hindsight, it was a good decision.)

We hebben achteraf veel geleerd van onze fouten.
(We learned a lot from our mistakes afterwards.)

28
Q

excursion” or “field trip

A

de excursie

We maken binnenkort een excursie naar het museum met onze klas.
(We will soon go on an excursion to the museum with our class.)

29
Q

advantage, benefit

A

het pluspunt(en)

Een groot pluspunt van deze baan is de flexibele werktijden.
(A big advantage of this job is the flexible working hours.)

Het pluspunt van deze cursus is dat je veel praktische ervaring opdoet.
(The positive point of this course is that you gain a lot of practical experience.)

30
Q

the elderly” or “senior citizens”

A

de bejaarden

De bejaarden in het verzorgingstehuis krijgen elke week bezoek van vrijwilligers.
(The elderly in the nursing home receive visits from volunteers every week.)

Er zijn veel voorzieningen nodig voor de bejaarden in onze samenleving.
(Many facilities are needed for the elderly in our society.)

31
Q

useful” or “beneficial (things)

A

nuttig(s) –> s alinca isim olur

Deze tips zijn erg nuttig voor het verbeteren van je studievaardigheden.
(These tips are very useful for improving your study skills.)

Het is nuttig om te weten hoe je een cv moet schrijven als je solliciteert.
(It is useful to know how to write a CV when applying for a job.)

32
Q

possibly”, “potentially,” or “if necessary”

A

eventueel

We kunnen eventueel later nog een vergadering plannen als dat nodig is.
(We can possibly schedule another meeting later if necessary.)

Eventueel kunnen we het project uitstellen als we meer tijd nodig hebben.
(We can potentially postpone the project if we need more time.)

33
Q

How often..?

A

Hoe dikwijls
Hoe vaak

Hoe dikwijls wil hij een aktiviteit doen?

34
Q

to move”, “to relocate,” or “to transport oneself

A

Zich verplaatsen

Het is belangrijk om je regelmatig te verplaatsen voor je gezondheid.
(It is important to move regularly for your health.)

Zij verplaatst zich elke dag met de fiets naar haar werk.
(She travels by bike to work every day.)

Tijdens de vakantie verplaatsten we ons vaak met het openbaar vervoer.
(During the vacation, we often moved using public transport.)

35
Q

opposite” or “in front of”

A

tegenover

Het café ligt tegenover de bibliotheek.
(The café is located opposite the library.)

Ze zit tegenover mij aan de tafel.
(She is sitting across from me at the table.)

Het park is tegenover het winkelcentrum.
(The park is in front of the shopping center.)

36
Q

really true” or “genuinely

A

echt waar

Is dat echt waar?
(Is that really true?)

Ik heb gehoord dat ze gaat verhuizen. Echt waar!
(I heard she’s moving. Really true!)

Echt waar, ik heb het zelf gezien!
(Really true, I saw it myself!)

37
Q

shopping center, shopping mall

A

het winkelcentrum