17.102024 - Seperabel Verbas Flashcards

1
Q

Oksana komt uit Oekraine.–> direct

Indrirecet met
–> zeker zijn / weten zeker
2 opties?

A

Ik ben zeker dat Oksana uit Oekraine komt
Ik weet zeker dat Oksana uit Oekraine komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

I know what country she’s from. –> 2 opties?

A

Ik weet uit welk land ze komt.
Ik weet waaruit ze komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

That is the book I use to learn Dutch

A

Dat is het boek waarmee ik Nederlands leer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

I asked that..
I said that..

A

Ik heb gevraagd dat..
Ik heb gezegd dat..

Ik heb gevraagd dat waar jij woont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik stap in Brussel over –> indirecte met “Ik heb gezegd”

A

Ik heb gezegd dat ik in Brussel overstap.

KATAPULT ZINLERDE SEPERABEL VERBALAR AYRILMAZ!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

to transfer” or “to change

A

overstappen

We moeten in Brussel overstappen op een andere trein.
(We need to transfer to another train in Brussels.)

Hij is van baan overgestapt naar een ander bedrijf.
(He switched jobs to another company.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

to record,” “to answer” (a phone), or “to admit” (to a hospital)

A

opnemen

To record (audio or video):
We gaan de vergadering opnemen zodat iedereen het later kan terugkijken.
(We are going to record the meeting so everyone can watch it later.)

To answer (a phone call):
Kun je de telefoon opnemen, alsjeblieft?
(Can you answer the phone, please?)

To admit (to a hospital):
Hij is in het ziekenhuis opgenomen na het ongeluk.
(He was admitted to the hospital after the accident.)

To withdraw (money from a bank or ATM):
Ik moet wat geld opnemen bij de bank.
(I need to withdraw some money from the bank.)

To absorb:
De spons neemt het water snel op.
(The sponge quickly absorbs the water.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

to hand out” or “to distribute”

A

uitdelen

De leraar deelde de examens uit aan de leerlingen.
(The teacher handed out the exams to the students.)

Op het feest deelden ze cadeautjes uit aan de kinderen.
(At the party, they distributed gifts to the children.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

to abolish,” “to cancel,” or “to discontinue

A

Afschaffen

De regering heeft besloten de wet af te schaffen.
(The government has decided to abolish the law.)

Ze hebben de treinverbinding naar dat dorp afgeschaft.
(They have discontinued the train service to that village.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

firm,” “fixed,” or “secure

A

vast

Common meanings and examples:

Firm or fixed (physically):
De schroef zit vast in de muur.
(The screw is fixed in the wall.)

Secure or stuck:
De deur zit vast, ik kan hem niet openmaken.
(The door is stuck, I can’t open it.)

Certain or sure (figuratively):
Het is nog niet vast of we op vakantie gaan.
(It’s not certain yet if we’re going on vacation.)

Regular or permanent:
Hij heeft een vaste baan.
(He has a permanent job.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

to recommend

A

aanbevelen

Ik kan dit restaurant echt aanbevelen, het eten is geweldig.
(I can really recommend this restaurant, the food is amazing.)

De leraar heeft dat boek aan ons aanbevolen.
(The teacher recommended that book to us.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

to spend” or “to publish”

A

uitgeven

To spend (money):
Ik heb veel geld uitgegeven aan nieuwe schoenen.
(I spent a lot of money on new shoes.)

To publish (books, magazines, etc.):
De schrijver heeft vorig jaar zijn nieuwste boek uitgegeven.
(The author published his latest book last year.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

To transfer (money), to copy (by hand):

A

overschrijven

To transfer (money):
Ik zal het geld naar je rekening overschrijven.
(I will transfer the money to your account.)

To copy (by hand):
Hij moest de tekst netjes overschrijven in zijn schrift.
(He had to neatly copy the text into his notebook.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to purchase” or “to buy

A

aankopen

Ik wil een nieuwe auto aankopen.
(I want to purchase a new car.)

Ze heeft gisteren een huis aangekocht.
(She bought a house yesterday.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

to ask back” or “to request back

A

terugvragen

Ik heb mijn boek teruggevraagd van mijn vriend.
(I asked for my book back from my friend.)

Je kunt de belasting die je te veel hebt betaald terugvragen.
(You can request back the tax you overpaid.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

to contact

A

contact opnemen

Wie neemt contact met de politie voor buurtlawaai op?
Who contacts the police for neighborhood noise?

16
Q

to establish,” “to determine, to conclude

A

vaststellen

Ik stel vast dat er vandaag geen treinen rijden.
I conclude that no trains are running today.

De dokter heeft vastgesteld dat ik een allergie heb.
(The doctor has determined that I have an allergy.)

We moeten de feiten vaststellen voordat we een beslissing nemen.
(We need to establish the facts before making a decision.)

17
Q

to switch off,” “to disable,” or “to eliminate

A

uitschakelen

Je moet de computer uitschakelen voordat je hem schoonmaakt.
(You need to switch off the computer before cleaning it.)

Het alarm schakelt automatisch uit als je de juiste code invoert.
(The alarm automatically disables when you enter the correct code.)

Ze hebben de verdachte uitgeschakeld voordat hij schade kon aanrichten.
(They eliminated the suspect before he could cause harm.)

18
Q

to eat away” or “to consume entirely.

A

leegeten

Ze hebben de hele pizza leeggegeten.
(They ate the entire pizza.)

Hij kan niet stoppen met snoepen; hij heeft al de koekjes leeggegeten.
(He can’t stop snacking; he has already eaten all the cookies.)

19
Q

current account” or “checking account

A

de zichtrekening

Ik heb mijn salaris op mijn zichtrekening laten storten.
(I had my salary deposited into my current account.)

Met een zichtrekening kun je gemakkelijk geld opnemen wanneer je het nodig hebt.
(With a current account, you can easily withdraw money when you need it.)

20
Q

Als kind ruimde ik nooit mijn kamer op.

indirect 4 opties met “Ik heb gezegd” ?

A

Ik heb gezegd dat ik als kind nooit mijn kamer opruimde.
Ik heb gezegd dat ik nooit mijn kamer als kind opruimde.
Ik heb gezegd dat ik als kind mijn kamer nooit opruimde.
Ik heb gezegd dat ik nooit mijn kamer opruimde als kind.

21
Q

Als ik op vakantie vertrek, zet ik mijn valiezen de avond voor mijn vertrek klaar. indirect 2 opties?

“When I go on vacation, I prepare my suitcases the night before my departure.”

A

Ik geb gezegd dat als ik op vakantie vertrek, ik mijn valiezen de avond voor mijn vertrek klaarzet.

Ik geb gezegd dat ik als ik op vakantie vertrek, mijn valiezen de avond voor mijn vertrek klaarzet.

22
Q

suitcase(s) in Belgie?
in Nederland?

A

in Belgie –> de valies (valiezen)
in Nederland –> de koffer(s)

23
Q

fatigue” or “tiredness

A

de vermoeidheid

Na een lange werkdag voelde ik veel vermoeidheid.
(After a long day of work, I felt a lot of fatigue.)

24
Q

to meditate

A

mediteren, meditatie doen

Ik probeer elke ochtend tien minuten te mediteren.
(I try to meditate for ten minutes every morning.)

25
Q

to decrease X to increase

A

verminderen X verhogen

We moeten ons energieverbruik verminderen om kosten te besparen.
(We need to reduce our energy consumption to save costs.)

We willen onze productie verhogen om aan de vraag te voldoen.
(We want to increase our production to meet the demand.)

26
Q

seasonal fruit

A

het seizoensfruit

27
Q

allergic, to have an allergy

A

allergisch , Allergie hebben

Ik ben allergisch voor pollen.
(I am allergic to pollen.)

Ben jij allergisch voor iets?
Are you allergic to anything?

Hij heeft een allergie voor noten.
(He has an allergy to nuts.)

28
Q

What can you do to live a very long life?

A

Wat kan je doen om heel oud te worden?”

29
Q

brain

A

de hersenen

30
Q

to build muscles

A

spieren bouwen

Als je spieren wilt bouwen, is krachttraining belangrijk.
(If you want to build muscles, strength training is important.)

31
Q

toxic

A

giftig

Deze plant is giftig en kan schadelijk zijn voor kinderen en huisdieren.
(This plant is toxic and can be harmful to children and pets.)

32
Q

to digest

A

verteren

Het is belangrijk om voldoende vezels te eten, omdat ze helpen bij het verteren van voedsel.
(It is important to eat enough fiber because it helps in digesting food.)

33
Q

to have enough

A

genoeg hebben

Ik heb genoeg geld om mijn rekeningen te betalen.
(I have enough money to pay my bills.)

Heb je genoeg tijd om het project af te ronden?
(Do you have enough time to finish the project?)

We hebben genoeg voedsel voor het feest.
(We have enough food for the party.)

34
Q

the memory

A

het geheugen

35
Q

to damage

A

beschadigen

36
Q

Mollusks (yumusakcalar)
shellfish (kabuklular)

A

Weekdieren
Schaaldieren

Weekdieren zoals slakken en inktvissen zijn fascinerend.
(Mollusks such as snails and squids are fascinating.)

Schaaldieren zoals garnalen en kreeften zijn populair in de keuken.
(Crustaceans such as shrimp and lobsters are popular in the kitchen.)