10.10.2024 - talenten en capaciteiten Flashcards

1
Q

litter

A

het zwerfvuil

Er ligt veel zwerfvuil in het park na het festival.
(There is a lot of litter in the park after the festival.)

Zwerfvuil is een groot probleem in de stad, vooral langs de wegen.
(Litter is a big problem in the city, especially along the roads.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

I do it for free

A

Ik doe het gratis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

interpunctie
.
,
:
!
?

A

interpunctie
. punt
, komma
: dubbelpunt
! uitroepteken
? vraagteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

just like you

A

net als jij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

keywords

A

kernwoorden

In dit artikel staan de kernwoorden die belangrijk zijn voor het onderwerp.
(This article contains the keywords that are important for the topic.)

Gebruik kernwoorden om je presentatie duidelijk en overzichtelijk te maken.
(Use keywords to make your presentation clear and organized.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

attentive” or “careful

A

aandachtig

De leerling luisterde aandachtig naar de uitleg van de docent.
(The student listened attentively to the teacher’s explanation.)

Hij las het contract aandachtig door voordat hij het tekende.
(He read the contract carefully before signing it.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

task” or “duty

A

de taak

Mijn taak vandaag is het schoonmaken van de keuken.
(My task today is cleaning the kitchen.)

Als manager is het mijn taak om het team te leiden.
(As a manager, it is my duty to lead the team.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

to remove”, or “to perform

A

uithalen

  1. To take out or remove:

Hij haalde het boek uit zijn tas.
(He took the book out of his bag.)
Ze haalde de cake uit de oven.
(She took the cake out of the oven.)

  1. To perform or do (often referring to mischief or a notable action):

Wat heb je nou weer uitgehaald?
(What did you do this time?)
De speler haalde een geweldige actie uit tijdens de wedstrijd.
(The player pulled off a great move during the match.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

a meaningful activity

A

een zinvolle bezigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zin hebben –> actie
zin hebben –> substantief

A

Heb je zin om mee te gaan? –> actie
Heb je zin in koffie? –>substantief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

You are not allowed to throw litter on the street

A

Je mag geen afval op straat gooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik heb dit jaar op een trein gewacht. –> negatie?

A

Ik heb dit jaar NIET op een trein gewacht.

GEEN trein olmaz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

What do you want to gain from your volunteer work?”

A

Wat wil jij uit je vrijwilligerswerk halen?

(Wat is je motivatie?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Talenten en capaciteiten

I am good at
I am strong at
I am good at (I can well)

A

Ik ben goed in + INFINITIEF/SUBSTANTIEF
Ik ben sterk in + INFINITIEF/SUBSTANTIEF
Ik kan goed + INFINITIEF/SUBSTANTIEF

Ik ben goed in koken
Ik ben sterk in koken
Ik kan goed koken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

to take care of –> 2 opties

A

zorgen voor / verzorgen

Ik moet mijn planten goed verzorgen.
(I need to take good care of my plants.)

Zij verzorgt haar zieke moeder elke dag.
(She cares for her sick mother every day.)

Ik moet zorgen voor mijn kinderen terwijl mijn vrouw werkt.
(I have to take care of my children while my wife works.)

Zij zorgt voor haar zieke buurman door boodschappen voor hem te doen.
(She takes care of her sick neighbor by doing grocery shopping for him.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly