3 Verbale en non-verbale communicatie Flashcards
1
Q
Verbaal
A
Uitspreken, dat wat je letterlijk zegt
2
Q
Non verbaal
A
Onuitgesproken informatie: gezichtsuidrukkingen, gebaren, mimiek, uiterlijk, stemgebruik, lichaamshouding
3
Q
Communicatie vindt plaats op twee niveau’s, welke?
A
- Inhoud: het gaat erom WAT er gezegd wordt. Met elkaar uitwisselen van informatie, ervaringen en belevingen.
- Relatie: het gaat erom HOE het gezegd wordt. Regelen van onderlinge verhouding. De manier waarop.
4
Q
Functies van non verbale communicatie (3)
A
- Verbale communicatie vervangen: niet alles hoeft gezegd te worden.
- Helderheid geven over de onderlinge verhoudingen
- Tonen wie iemand is (sekse, leeftijd, status): zien van een persoon vorm je een eerste indruk
5
Q
Congruentie
A
Boodschap ondersteunen, het gaat erom dat WAT je zegt ook past bij de manier WAAROP je het zegt
6
Q
Incongruentie
A
Boodschap ontkrachten
7
Q
Hoe kun je reageren op non verbaal gedrag?
A
- Empathie: inleven in de cliënt, leren om iemands emoties te verwoorden. Laten zien dat je betrokken bent etc
- Verbaal reageren: uitspreken wat je ziet of denkt te zien bij de ander.
- Non verbaal reageren: verraden met je mimiek wat een boodschap met je doet.
- Signalen negeren
- Zelfreflectie: bij jezelf nagaan of je schroom ervaart om door te vragen