3 - Genzondheid en Geneeskunde Flashcards
ernstig
heel erg, met vervelende gevolgen
Dirk is al een tijdje ernstig ziek.
kwaal
een probleem aan je lichaam waarvan je vaak last hebt
Sinds Franklin 60 jaar is, heeft hij meer last van kwaaltjes: pijn ide rug, hoge bloeddruk, …
last hebben van
problemen, moeilijkheden hebben met iets
Ik heb last van mijn maag. Misschien komt het door al die alcohol?
lijden
pijn of verdriet (grief) hebben
Fred lijdt al jaren aan die ziekte.
lijden aan
een ziekte hebben
Fred lijd aljaren aan die ziekte.
gevoelig
een gevoelig deel van je lichaam doet snel pijn
Ik heb erg gevoelige tanden. Als ik iets kouds drink, doet dat vaak pijn.
zeer doen
pijn doen
Kan hih me even helpen met die koffers? Mijn rug doer zeer.
overgaan
verdwijnen, weggaan (van een gevoel, bijvoorbeeld pijn)
Neem maar een pilletje, dan zal je hoofdpijn snel overgaan.
het verloop
de manier waarop iets zich ontwikkelt
De dokters willen mer weten over het verloop van Toms ziekte.
na verloop van tijd
na een tijdje
Na verloop van tijd was oma weer helemaal beter.
de beterschap
de genezing, de gezondheid na een ziekte (improvement, recovery)
De arts zei dat er na een dag beterschap zou zijn.
van harte beterschap
Van harte beterschap’, stond er op de kaart die Ellen in her ziekenhuis kreeg.
de sterkte
als iemand problemen heeft en je wilt die persoon moed geven, dan zeg je ‘strekte’
Ik wens je veel sterkte met het verlies van je vader.
verkouden
als je verkouden bent, moet je vaak niezen en hoesten of heb je keelpijn
Heb je een zakdoek voor mij? Ik ben een beetje verkouden.
verstopt
als je niet meer door je neus kunt ademen is die verstopt
Als mijn neus verstopt is, kan ik niet goed slapen.
niezen
een geluid dat je maakt met je neus en je mond, bijvoorbeeld als je verkouden bent: hatsjoe
bibberen = beven = rillen
snelle, korte bewegingen maken van de pijn of van de kou, of omdat je bang bent
Larry was zijn jas vergeten en hij stond te bibberen van de kou.
duizelig
als alles om je heen draait en je het gevoel hebt dat je gaat vallen, dan ben je duizelig
Ik ga even zitten want ik ben een beetje duizelig.
misselijk
als je een onaangenaam gevoel hebt in je buik, alsof je moet overgeven, dan ben je misselijk
Anja houdt niet van autorijden; ze word snel misselijk.
overgeven = braken = kotsen
als er eten of drank uit je maag langs je maag weer naar buiten komt, geeg je over
Hij moest overgeven omdat hij te veel bier had gedronken.
kreunen
een geleud maken met je keel omdat iets pijn doet of omdat iets plezierig is
Marc kreunde van pijn.
Tijdens de seks kreunde Majan de hele tijd.
oplopen
krijgen (van een ziekte)
Mijn tante heeft een gevaarlijk virus opgelopen in Afrika.
ontsteken
een lichaamsdeel is ontstoken als het rood en dik is geworden door bacterien of een virus - inflamed
Je moet die wond goed schoonmaken, anders gaat ze ontsteken.
de infectie
een ziekte die je hebt gekregen door baterien of een virus
Je mag in dat land geen water uit de kraan drinken, want dan kun je een infectie oplopen.
besmettelijk
een ziekte is besmettlijk als je ze makkelijk van andere mensen kunt krijgen
Een vekoudheid is een besmettelijke ziekte.
overdragen
aan iemand geven
Een verkoudheid kun je makelijk overdragen.
erfelijk
een ziekte is erfelijk als mensen van verschillende generaties in dezelfde familie die ziekte krijgen
Het zou kunnen dat borstkanker erfelijk is.
de hartaanval
de situatie dat je hart plots (suddenly) stopt met werken
Na zijn hartaanval is mijn vader rustiger gaan leven.
de aanval
plits en voor een kort moment last hebben van iets - attack
Ik zat voor de televisie en kreeg een aanval van slaap.
de stress
een voortdurend nerveus gevoul doordat je veel dingen moet doen, psychische spanning
Door zijn drukke baan heeft Bert veel last van stress.
de wond, de wonde(B)
waar bloed naar buiten komt
Jan was gevallen en had een wond op zijn knie.
hechten
een wond dichtnaaien (met naald en draad)
Peter was op zijn gevallen en de dokter heeft de wond met tien draadjes moeten hechten.
verzwakken
zwakker worden
De zware medicijnen hebben oom Tim erg verzwakt.
Oma was erg verzwakt na haar verblijf in het ziekenhuis.
flink
sterk van karakter
Haar dochtertje hiled zich flink toen ze een spuitje kreef: ze heeft helemaal niet gehuild.
stijf
als je een lichaamsdeel niet makkelijk kunt buigen, is het stif.
Ik heb last van stijve sprieren omdat ik gisteren tien kilometer gelopen heb.
soepel
wat gemakkelijk bewegen, is soepel - flexible
Door veel te zwemmen heeft Ciska soepele spieren gekregen.
slap
zwak zonder kracht
Ik voel me slap omdat ik nog niets gegeten heb.
de breuk
een plek waar iets kapot of gebroken is
Zal de breuk in zijn arm snel genezen?
verlammen
maken dat iets of iemand zich niet meer kan bewegen - paralyzed
Deangst verlamde Hilda.
verlamd
een lichaamsdeel dat verlamd is, kun je niet meer bewegen.
Sinds het ongeval zijn de benen van William verlamd. Hij zal noit meer kunnen lopen.
gehandicapt = invalide
als je een deel van je lichaam of je geest nier kunt gebruiken, ben je gehandicapt
Thijs kan niet goed lopen, want he is gehandicapt.
de handicap
een waardoor jeje lichaam of geest niet kunt gebruiken
Er zijn speciale parkeerplaatsen voor mensen met een handicap.
de rolstoel
Door een auto-ongeluk zit Sjoerd nu in een roelstoel.
geest
mind
het gevaar = het risico
de kans dat er iets erg gebeurt
Veel jongeren staan niet stil bij de gevaren van drugsgebruik.
het risico lopen dat
de kan hebben dat
Als je niet gezond leeft, loop je het risico dat je sneller ziek wordt.
op eigen risico
op eigen verantwoordelijkheid
‘Verboden toegang. Betreden (enter) op eigen risico.’ stod op een bordje bij de ingang.
nadelig
negatief, niet gunstig (favorable) - harmful, disadvantageous
Als de doktors het te druk hebben, is dat nadelig voor de patienten.
schadelijk
iets wat slecht is voor je gezondheid, is schadelijk
Sigaretten bevatten schadelijke stoffen.