2B2 week 4 Flashcards
wat gebeurt er bij deze vormen van afstoting:
- hyperacute afstoting
- acute afstoting
- chronische afstoting
- antistoffen in het bloed tegen HLA-antigenen of AB0-antigenen van de donor (binnen 24 uur) (humoraal)
- herkenning van lichaamsvreemde HLA-moleculen van de donor door T-lymfocyten van de ontvanger (binnen 3-6 maanden) (cellulair en/of humoraal)
- er is vooral fibrose, atrofie en dichtslibben van bloedvaten gaande. door geneesmiddel toxiciteit, hypertensie, hyperlipidemie, virale infecties (na maanden tot jaren)
welke klinische verschijnselen passen bij CMV infectie?
koorts, leverenzymstijging en trombopenie
waarmee behandel je een CMV infectie?
ganciclovir of valganciclovir
wat zijn de transplantatieantigenen?
MHC-antigenen, Non-MHC-antigenen (minor antigenen), AB0-antigenen
waardoor geeft transplantatie van man naar vrouw mogelijk afstoting?
Door H-Y-antigenen, liggend op het Y-chromosoom
welke factoren spelen een rol in de immuniteit van transplantatie?
- variatie in MHC expressieniveau
- variatie in aantal APC’s, vooral dendritische cellen
wat zijn 3 risicogroepen die antistoffen tegen HLA hebben?
- mensen die eerder zwanger zijn geweest
- mensen die eerder een transplantatie hebben gehad
- mensen die eerder een bloedtransfusie hebben gehad
wat is de directe en indirecte T-cel alloreactie?
direct: directe herkenning van vreemd, intact donor MHC door TCR van de ontvanger
indirect: herkenning door TCR ontvanger van vreemde donor MHC peptiden, gepresenteerd door eigen MHC
wat is een humorale kruisproef?
serum ontvanger + cellen van de donor + complementfactoren -> kijken of er afstoting plaatsvindt
wat is een cellulaire kruisproef?
cellen van ontvanger + cellen donor -> als MHC donor wordt herkent door lichaamseigen MHC vindt expansie van de cellen plaats
waarom wil je een zo goed mogelijk matchende HLA hebben bij transplantaties?
om hyperacute afstoting te voorkomen maar ook om de geinduceerde T-cel en antistofrespons te voorkomen
wat zijn nosocomiale infecties?
infecties die veroorzaakt worden door het verblijf in een ziekenhuis
welke infecties komen voor binnen 1 maand na transplantatie?
- donor-derived infecties
- nosocomiale infecties
- recipient derived infecties
op welke micro-organismen wordt een donor getest voor transplantatie?
hepatitis A, B en C, HIV, CMV, EBV, syfilis en toxoplasma gondii
welke infecties komen voor in de periode van 1 maand tot 12 maanden na transplantatie?
- reactivatie van een latente infectie
- oppertunistische infectie
welke reactivaties van latente infecties worden vaak gezien na transplantaties?
- viraal: CMV, EBV, HBV/HCV, HSV, VZV, BK
- parasitair: leishmaniasis, toxoplasmose, strongyloides, tryanosoma
- intracellulaire bacterien: listeria, nocardia, mycobacterium tuberculosis
welke infecties komen er voor na 12 maanden van transplantatie?
- community-acquired infecties
- late intracellulaire infecties
- maligniteiten
wat is de klinische presentatie bij rejectie?
door hoge dosis immunosuppressiva heb je niet de normale tekenen van infectie:
- verminderde nierfunctie
- soms koorts, soms pijn, soms zwelling
- wel functieverlies