2.3 Flashcards
1
Q
L’erreur
A
De vergissing
2
Q
Le conseil
A
Het advies, de raad
3
Q
Réussir à
A
Erin slagen om te
4
Q
Offrir
A
Aanbieden
5
Q
Recevoir
A
Ontvangen
6
Q
Rendre
A
Teruggeven
7
Q
Quitter
A
Verlaten
8
Q
Étudier
A
Studeren
9
Q
Refuser
A
Weigeren
10
Q
Expliquer
A
Uitleggen
11
Q
Avoir l’habitude de
A
De gewoonte hebben om
12
Q
L’étranger
A
Het buitenland, de buitenlander
13
Q
À travers
A
(Dwars) door
14
Q
Immédiatement
A
Onmiddellijk
15
Q
La station - service
A
Het benzinestation