1.3 Flashcards
1
Q
Bloguer
A
Bloggen
2
Q
Jouer aux échecs
A
Schaken
3
Q
Lire
A
Lezen
4
Q
Essayer
A
Proberen, passen
5
Q
Montrer
A
Laten zien
6
Q
Malgré
A
Ondanks
7
Q
La beauté
A
De schoonheid
8
Q
Le suspens
A
De spanning
9
Q
Le lycée
A
De middelbare school (bovenbouw)
10
Q
L’année scolaire
A
Het schooljaar
11
Q
L’etranger
A
Het buitenland, de vreemdeling
12
Q
Le progrès
A
De vooruitgang
13
Q
Trop
A
Te veel
14
Q
Se rappeler
A
Zich herinneren
15
Q
Couramment
A
Vloeiend
16
Q
L’exposé
A
De spreekbeurt
17
Q
Le bulletin
A
Het rapport