2.2 LO Bovenste extremiteiten Flashcards

1
Q

Benoem de 4 gewrichten waaruit de schouder bestaat

A

Glenohumeraal
Acromioclaviculair (AC)
Sternoclaviculair (SC)
Scapulothoracaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem de 4 spieren van de rotator cuff. Benoem hun beweging.

A

Supraspinatus: abductie
Infraspinatus: exorotatie
Teres minor: exorotatie
Subscapularis: endorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem de 2 tubercula waar de rotator cuff spieren aan insereren

A

3 van de 4 spieren hechten aan de tuberculum majus aan en alleen de subscapularis hecht aan de tuberculum minus aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor gewricht is de schouder en in hoeveel assen kan deze bewegen?

A

De schouder kan (net als de heup) bewegingen maken in 3 vlakken (6 assen) = kogel gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit wat het scapulothoracaal ritme is. Waar duidt een afwijkend op?

A

Scapula-thoracale ritme is de manier waarop de humerus, clavicula en scapula bewegen zodra de arm in volledige abductie en elevatie wordt gebracht. Een verstoord scapulo-thoracaal ritme kan duiden op schouder of cuff pathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf de Empty can test

A

supraspinatus; armen in 90º flexie brengen (niet de elleboog in
flexie!!) en laat patiënt net doen alsof die 2 blikjes vast heeft en leeg gooit —>
volledige pronatie zodat de duimen naar de grond wijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de Infraspinatus test

A

infraspinatus: ellebogen in 90º flexie en vragen of patiënt
schouder kan exoroteren (handen wegduwen) tegen weerstand in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf de Lift off test

A

subscapularis: laat patiënt arm op rug doen (met handrug op de rug) en
vraag patiënt om hand van zijn rug af te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt met de Painful arc test getest en hoe doe je hem?

A

Painful arc test wordt gebruikt om te kijken of er sprake is van subacromiaal pijn
syndroom (SAPS)
Patiënt moet armen in volledig abductie brengen richting in het hoofd
Bij pijn tussen 170-180º is er sprake van AC-pathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Door welke botten wordt de elleboog gevormd en welke gewrichten bevat deze?

A

De elleboog wordt gevormd door de humerus + radius + ulna en bestaat uit 3
gewrichten:
Humero-ulnaire gewricht
Humero-radiaire gewricht
Proximale radio-ulnaire gewricht (PRU)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar hechten de extensoren en flexoren zich aan bij de humerus?

A

De humerus bestaat uit een laterale en mediale epicondyl. De extensoren van de arm/hand hebben hun origo op de laterale epicondyl en de
flexoren op de mediale epicondyl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk ligament verbindt de radius en ulna?

A

De radius en ulna worden ‘verbonden’ door het lig. annulare.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe loopt de n.ulnaris?

A

Langs de mediale epicondyl loopt ook de n. ulnaris die duikt onder de mediale
epicondyl de cubitale tunnel in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf de test voor Epicondylitis lateralis

A

testen pols/vinger extensie (tegen weerstand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beschrijf de test voor Epicondylitis medialis

A

testen pols/vinger flexie (tegen weerstand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beschrijf de Flexion compression test

A

tinel cubitale tunnel: laat patiënt met gebogen ellebogen
- supinatie van de onderarmen - extensie van de pols zitten
Test + als er pijn, tintelingen of gevoelloosheid ervaren wordt door patiënt

17
Q

Beschrijf de Moving valgus stress test

A

MCL: breng schouder in ±90º abductie en elleboog in
maximale flexie, breng valgus stress op de elleboog terwijl je de elleboog langzaam
flecteert tot ±30º

18
Q

beschrijf de Hook test

A

distale bicepspees: probeer vinger onder de distale bicepspees te halen
terwijl de elleboog licht in flexie is
Test + als je vinger niet onder distale bicepspees krijgt

19
Q

Hoe lopen de flexoren en extensoren in de hand?

A

Dorsaal lopen de extensoren en volair (duimzijde) lopen de flexoren

20
Q

Welke drie zenuwen innerveren de hand en hoe kan je hun uitval zien?

A

De innervatie van de hand wordt gedaan door 3 zenuwen:
N. ulnaris: innerveert de pinkzijde van de hand; uitval = klauwhand
N. medianus: innerveert dorsaal alleen de vingertopjes en volair vrijwel alles behalve
de pinkzijde van de hand; uitval = predikershand
N. radialis: innerveert dorsaal vrijwel alles en volair alleen lateraal van de duimmuis;
uitval = dropping hand

21
Q

Hoe gaat bewegingsonderzoek in de hand?

A

Bij bewegingsonderzoek check je alle bewegingen die mogelijk zijn in de onderarm,
pols en vinger

22
Q

Beschrijf de Phalen test

A

carpaal tunnel syndroom; laat patiënt handruggen tegen elkaar
aanduwen

23
Q

Beschrijf de Finkelstein test

A

M. Quervain; pijn provoceren op meerdere manieren; laat hand over
onderzoeksbank/tafel hangen en buig de duim passief richting de handpalm

24
Q

Beschrijf de DRUJ test

A

DRU-gewricht: radius fixeren met de ene hand en met de andere hand de
ulna proberen te bewegen

25
Q

Beschrijf de Watson test

A

SL-letsel: fixeer scaphoïd en met de andere hand breng je hand in
ulnaire deviatie tijdens extensie en breng je de hand daarna in radiale deviatie
tijdens lichte flexie