2.1 Gedichten met een vaste vorm Flashcards
Puntgedicht
Een (heel) kort gedichtje met een ‘pointe’ in de laatste regel. Een pointe is een onverwachte wending (net zoals een mop). Veel puntgedichten hebben een vaste vorm. Een ander woord voor puntgedicht is epigram.
Pseudoniem
Verzonnen naam. Sommige schrijvers kiezen ervoor om niet onder hun eigen naam te publiceren, maar in plaats daarvan een pseudoniem te gebruiken.
…ontwaarding aller waarden
Allusie op ‘die Umwertung aller Werte’, een belangrijke pijler van de filosofie van Friedrich Nietzsche (1844-1900).
Allusie
Toespeling op een bekend verhaal, bijvoorbeeld een sprookje, mythe of bijbelverhaal. De uitspraak ‘Ik app dus ik besta’ is een allusie op de bekende uitspraak van René Descartes ‘Ik denk dus dat ik besta.’
Ollekebolleke
Een ollekebolleke is een puntdicht dat aan strenge voorwoorden moet voldoen. Het bestaat uit acht regels, verdeeld over twee strofen van elk vier regels. De eerste drie regels van elke stofe bestaan elk uit zes lettergrepen. Regel 4 en 8 moeten bovendien op elkaar rijmen. Verder moet regel 1 een uitroep of verzuchting zijn, in regel 2 moet het onderwerp worden genoemd en regel 6 moet bestaan uit één zeslettergrepig woord, waarvan de zwaartste klemtoon op de vierde lettergreep moet liggen.
Sonnet
Gedicht van precies veertien regels met een strak rijmschema. Het sonnet werd in de 14e eeuw ‘uitgevonden’ door de Italiaanse dichter Petrarca. Daarom spreken we ook wel van het Italiaanse sonnet.
Rijmschema
Schematische weergave van het eindrijm in een gedicht. De regels die op elkaar rijmen, geef je dezelfde letter. De eerste strofe van ‘Sonnet 18’ geef je weer als: a b a b. Dit noem je gekruist rijm. Van gepaard rijm is sprake bij a a b b; van omarmend rijm bij a b b a.
Italiaans sonnet
Het Italiaanse sonnet bestaat uit:
- twee strofen van vier regels (kwatrijnen); deze vormen samen het octaaf;
- twee strofen van drie regels (terzinen); deze vormen samen het sextet.
Italiaanse sonnetten hebben vrijwel altijd een wending. De wending kan gevormd worden door een tegenstelling. Meestal zit de wending tussen het octaaf en het sextet, maar deze kan ook op een andere plaats voorkomen.
Semantisch veld
Woorden die op grond van hun inhoud en betekenis aan elkaar verwant zijn. Let op: semantische velden zijn geen vaste groepen woorden.
Beeldspraak
Overkoepelend begrip voor figuurlijk taalgebruik waarbij iets wordt omschreven door het te vergelijken met iets anders. Voorbeelden van beeldspraak zijn de vergelijking en de metafoor.
Vergelijking
Vorm van beeldspraak. Bijvoorbeeld: ‘ze zegt dat ik mijn voeten moet verwijderen/van de zetel van haar keuze, en laat er dan/haar achterste als strandbal neer’. Het ‘achterste’ (object) van de vrouw wordt vergeleken met een ‘strandbal’ (beeld): ze zijn allebei dik en rond.
Metafoor
Een vergelijking waarbij het object wordt weggelaten. In de vergelijking ‘Hij is zo bang als een wezel’ wordt ‘hij’ (object) vergeleken met een wezel (beeld). De overeenkomst is dat ze allebei bang zijn. In de zin ‘Die wezel is er alweer vandoor’ is het object (hij) weggelaten en alleen het beeld (wezel) gebruikt.
Metrum
De ‘maat’ van een gedicht die ontstaan door de regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. (‘u’ lees je als geen klemtoon en ‘-‘ als met klemtoon)
De meest voorkomende soorten versvoeten zijn:
- jambe: u -
- trochee: - u
- datylus: - u u
- anapest: u u -
Eindrijm
De laatste woorden van de regels rijmen op elkaar.
Alliteratie
Beginrijm: meerdere woorden beginnen met de dezelfde klank.
Assonantie
Klankrijm: meerdere woorden hebben dezelfde klank.
Parafraseren
Een (deel van een) tekst in je eigen woorden navertellen. Dit is vaak een goed hulpmiddel om teksten beter te begrijpen.