21/11 Flashcards
1
Q
adhuc
A
tot nu toe, nog altijd
2
Q
plerumque
A
meestal
3
Q
frustra
A
tevergeefs
4
Q
subito
A
plotseling
5
Q
circiter
A
ongeveer
6
Q
satis
A
genoeg, nogal
7
Q
inde
A
vandaar, daarna, daarom
8
Q
tum/tunc
A
op dat moment, dan
9
Q
rursus
A
opnieuw
10
Q
numquam
A
nooit
11
Q
fere
A
bijna, meestal
12
Q
quasi
A
als het ware
13
Q
potius
A
eerder, liever
14
Q
ibi
A
daar
15
Q
eo
A
daarheen, daardoor