1-107 Flashcards
beneficium
i
o
de weldaad
donum
i
o
het geschenk
facies
iei
v
het gezicht
unda
ae
v
de golf
cohors
cohortis
v
de cohorte
acies
iei
v
de slagorde
singuli
ae, a
elk één
afzonderlijk
rex
regis
m
de koning
porta
ae
v
de poort
domus
domus
v
het huis
certamen
certaminis
o
de wedstrijd
aqua
ae
v
het water
navis
navis
v
het schip
auctoritas
tis
v
het gezag
turris
turris
v
de toren
clamor
clamoris
m
het geroep
officium
i
o
de taak
de verplichting
caedes
caedis
v
de moord
de slachting
facilis
is, e, is
makkelijk
vir
viri
m
de man
auctor
auctoris
m
de dader
initiatiefnemer
sermo
sermonis
m
het gesprek
het taalgebruik
tempus
temporis
o
de tijd
het moment
auris
auris
v
het oor
varius
a,um
afwisselend
laetus
a um
vrolijk
ager
agri
m
het veld
hiems
hiemis
v
de winter
sententia
ae
v
de mening
de uitspraak
negotium
i
o
de bezigheid
de opdracht
durus
a um
hard
ripa
ae
v
de oever
mora
morae
v
het getreuzel
de vertraging
verbum
i
o
het woord
creber
a um
talrijk
sidus
sideris
o
de ster
het sterrebeeld
metus
metus
m
de vrees
tutus
a um
veilig
nullus
a um ius
geen
civis
civis
m
de burger
praefectus
i
m
de bevelhebber
fortis
is e is
sterk
dapper