18.02.2020 Flashcards
1
Q
auf einmal
A
opeens
2
Q
Perfekt
A
Toen
3
Q
Imerperfektum
A
Vordat
4
Q
absichtlich
A
expres
5
Q
gewöhnlich, normal
A
gewoon
6
Q
sich für irgendetwas qualifizieren
A
voor iets in aanmerking te komen
7
Q
notwendig
A
noodzakelijk
8
Q
die Untertitel
A
de ondertiteling
9
Q
sich qualifizieren
A
zich kwalificeren
10
Q
erreichen
A
heeft behaald - halen
11
Q
tatsächlich
A
daadwerkelijk
12
Q
basiert auf
A
is gebaseerd op
13
Q
WW2
A
de Tweede Wereldoorlog
14
Q
niederlagen
A
neerleggen
15
Q
das Ereignis
A
de gebeurtenis