16.2 Hoeveelheid en maten Flashcards

1
Q

al te

A

allzu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

We kunnen niet al te grote bestellingen aannemen

A

Wir können nicht allzu große Bestellungen annehmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het aantal

A

die Anzahl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitsluitend

A

ausschließlich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De lage prijs geldt uitsluitend voor deze week

A

Der niedrige Preis gilt ausschließlich für diese Woche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een beetje

A

ein bisschen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

maar, slechts

A

bloß

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik heb maar vijf euro op zak

A

Ich habe bloß fünf Euro in der Tasche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

breed

A

breit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de breedte

A

die Breite, die Breiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dubbel

A

doppelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

driemaal

A

dreimal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het derde (deel)

A

das Drittel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Twee derde van de leerlingen is gezakt voor de toets

A

Zwei Drittel der Schüler sind bei der Prüfung durchgefallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de doorsnee, het gemiddelde

A

der Durchschnitt, die Durchschnitte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het museum heeft gemiddeld 5000 bezoekers

A

Das Museum hat im Durchschnitt 5000 Besucher pro Tag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de eenheid

A

die Einheit, die Einheiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

afzonderlijk, apart

A

einzeln

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De schroeven worden afzonderlijk verpakt

A

Die Schrauben werden einzeln verpackt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ongeveer

A

etwa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

iets, wat

A

etwas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

extra, apart

A

extra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De verpakking moeten we apart berekenen

A

Die Verpackung müssen wir extra berechnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het vlak, de oppervlakte

A

die Fläche, die Flächen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Ieder vlak van de kubus meet 30 bij 30 millimeter
Jede Fläche des Kubus misst 30 mal 30 Millimeter
26
heel
ganz
27
heel
gesamt
28
In de hele pers was er vandaag maar één onderwerp - voetbal
In der gesamten Presse gab es heute nur ein Thema - Fußball
29
het/de gram
das Gramm
30
de maat
die Größe, die Größen
31
Hebt u dat ook een maat kleiner?
Haben Sie das auch eine Größe kleiner?
32
de helft
die Hälfte, die Hälften
33
hoog
hoch, höher, höchst
34
hoogstens
höchstens
35
de hoogte
die Höhe, die Höhen
36
honderd
hundert
37
in totaal
ingesamt
38
per
je
39
De appels kosten drie euro per kilo
Die Äpfel kosten drie Euro je Kilogramm
40
nauwelijks
kaum
41
Gelukkig is de vlek nauwelijks nog te zien
Zum Glück ist der Fleck kaum zu sehen
42
de/het kilo, het kilogram (kg)
das Kilogramm (kg)
43
de kilometer
der Kilometer, die Kilometer
44
kort
kurz, kürzer, kürzest
45
lang
lang, länger, längst
46
de lengte
die Länge, die Längen
47
de liter
der Liter, die Liter
48
de keer
das Mal, die Male
49
Dat heb ik vandaag al twee keer gehoord
Das habe ich heute schon zweimal gehört
50
de maat
der Maß, die Maße
51
Geld is niet de maat van alle dingen in het leven
Geld ist nicht das Maß aller Dinge im Leben
52
de massa
die Masse, die Massen
53
meer
mehr
54
meerdere, verscheidene
mehrere
55
meest
meist
56
De meeste tijd heeft ze geslapen
Die meiste Zeit hat sie geschlafen
57
de hoeveelheid
die Menge, die Mengen
58
Er zijn nog een heleboel appels
Äpfel gibt es noch eine Menge
59
meten
messen; misst, maß, hat gemessen
60
Het perceel meet 30 bij 40 meter
Das Grundstück misst 30 mal 40 Meter
61
de meter (m)
der Meter (m), die Meter
62
Mijn vriendin is 1,59 meter lang
Meine Freundin ist 1,59 Meter groß
63
het miljard
die Milliarde (Mrd.), die Milliarden
64
de millimeter (mm)
der Millimeter (mm), die Millimeter
65
het miljoen
die Million (Mio.), die Millionen
66
minstens
mindestens
67
niets
nichts
68
laag
niedrig
69
het nummer
die Nummer, die Nummern
70
maar, slechts
nur
71
Die broek heeft maar tien euro gekost
Die Hose hat nur zehn Euro gekostet
72
per
pro
73
De dvd's kosten vijf euro per stuk
Die DVDs kosten fünf Euro pro Stück
74
het procent
das Prozent, die Prozente
75
Maar 60 procent van de bevolking nam deel aan de verhuizing
Nur 60 Prozent der Bevölkerung beteiligten sich an der Wahl
76
de rest
der Rest, die Reste
77
smal
schmal
78
overig, ander
sonstig
79
Alle overige kosten worden vergoed
Alle sonstigen Kosten werden erstattet
80
het stuk
das Stück, die Stücke
81
duizend
tausend
82
diep
tief
83
de diepte
die Tiefe, die Tiefen
84
Het schip ligt op 30 meter diepte
Das Schiff liegt in 30 Metern Tiefe
85
gedeeltelijk
teilweise
86
De reis was maar gedeeltelijk een genoegen
Die Reise war nur teilweise ein Vergnügen
87
de omvang
der Umfang, die Umfänge
88
ongeveer
ungefähr
89
het kwart
das Viertel, die Viertel
90
Ik heb een kwart van de taart opgegeten
Ich habe ein Viertel des Kuchens aufgegessen
91
weinig
wenig
92
minder
weniger
93
tenminste, op zijn minst
wenigstens
94
Je kunt hem op zijn minst begroeten
Du kannst ihn wenigstens begrüßen
95
het getal, het aantal
die Zahl, die Zahlen
96
talrijk
zahlreich
97
de centimeter (cm)
der Zentimeter (cm), die Zentimeter
98
circa, ca.
zirka, ca.
99
tenminste
zumindest
100
tweemaal
zweimal
101
willekeurig
beliebig
102
Neem een willekeurig getal in gedachten
Merke dir eine beliebige Zahl
103
aanzienlijk
beträchlich
104
de diameter
der Durchmesser, die Durchmesser
105
het dozijn
das Dutzend, die Dutzende
106
Enkele dozijnen mensen zater er nog
Einige Dutzend Leute saßen noch da
107
ettelijke, heel wat
etliche
108
Dat is al heel wat maanden geleden
Das ist schon etliche Monate her
109
de grote hoeveelheid, de massa
die Fülle
110
Hij heeft een grote hoeveelheid taken te doen
Er hat eine Fülle an Aufgaben zu erledigen
111
erbij
hinzu
112
Er komen nog drie stuks bij
Es kommen noch drei Stück hinzu
113
de kubieke meter
der Kubikmeter, die Kubikmeter
114
enkel en alleen, puur
lauter
115
Van pure vreugde kon ze niets zeggen
Vor lauter Freude konnte sie nichts sagen
116
slechts
lediglich
117
de maatstaf; de schaal
der Maßstab, die Maßstäbe
118
Ik zoek een wegenkaart in schaal 1 op 150.000
Ich suche eine Straßekarte im Maßstab 1 zu 150.000
119
herhaaldelijk
mehrfach
120
Ze heeft het document herhaaldelijk moeten veranderen
Sie hat das Dokument mehrfach änder müssen
121
meermaals
mehrmals
122
de/het milligram
das Milligram
123
afnemen, minder worden
nachlassen, lässt/ließ nach, hat nachgelassen
124
De regen is al minder geworden
Der Regen hat schon nachgelassen
125
de vierkante meter
der Quadratmeter, die Quadratmeter
126
Het perceel heeft een oppervlakte van 1000 vierkante meter
Das Gründstück hat eine Fläche von 1000 Quadratmetern
127
overblijvend
restlich
128
Van het overblijvende geld kun je iets voor jezelf kopen
Vom restlichen Geld kannst du dir etwas kaufen
129
alle
sämtlich
130
Alle medewerkers waren op het feest verschenen
Sämtliche Mitarbeiter waren auf dem Fest erschienen
131
deels
teils
132
We hadden deels goed, deels slecht weer
Wir hatten teils gutes, teils schlechtes Wetter
133
de ton (gewicht)
die Tonne, die Tonnen
134
De vrachtwagen weegt vijf ton
Der LKW wiegt fünf Tonnen
135
overbodig
überflüssig
136
overwegend
überwiegend
137
omvangrijk
umfangreich
138
oneindig, eindeloos
unendlich
139
Elk jaar worden eindeloos veel boeken geschreven
Jedes jahr werden unendlich viele Bücher geschrieben
140
talloos
unzählig
141
Talloze keren heb ik je dat al gezegd
Unzählige Male habe ich dir das schon gesagt
142
verdubbelen
verdoppeln
143
vergroten
vergrößern
144
het grote aantal
die Vielzahl
145
Een groot aantal jonge mensen bekommeren zich niet meer om het milieu
Eine Vielzahl von jungen Menschen kümmert sich nicht um die Welt
146
het volume
das Volumen, die Volumen
147
piepklein
winzig
148
Ze wonen in een piepklein huisje
Sie wohnen in einem winzigen Häuschen