14. Chronische en levensbedreigende aandoeningen Flashcards
Aanpassen aan chronische ziekte
Eerste reacties:
shock, verbijstering, verwarring,.. Deze gevoelens kunnen bij zeer onverwacht nieuws lang aanhouden.
Aanpassen aan chronische ziekte
Na een periode van emotiegerichte coping (ontkennen, verdriet) volgt acceptatie van de realiteit. Patiënten passen zich stapsgewijs aan. Sommigen blijven klam, anderen worden hysterisch.
Avoidance wordt vaak gebruikt om de emotionele reactie te controleren, maar het resultaat is gelimiteerd en het belemmert het zoeken naar informatie over de aandoening en risicofactoren.
Invloeden op coping met een gezondheidscrisis
Chronische ziekte vraagt een permanente gedrags-, sociale en emotionele aanpassingen van de patiënt, maar ook van de naasten.
Crisis theory (Moos):
beschrijft factoren die invloed hebben op het aanpassingsvermogen:
Ziektegerelateerde factoren, bvb pijnlijke behandelingen.
Achtergrond en persoonlijke factoren, bvb self-blame. Rumination en catastrophizing kunnen
leiden tot zwakke emotionele aanpassing waardoor pijn en symptomen kunnen toenemen.
Hardiness bevordert coping.
Fysieke en sociale omgevingsfactoren: social support helpt bij de aanpassing, maar kan ook effectieve coping ondermijnen (slechte adviezen, slecht voorbeeld). Ook steungroepen kunnen hun dienst bewijzen met informationele en emotionele steun.
Het coping proces
Crisis theory stelt dat coping begint met cognitieve appraisal van de betekenis en significantie van het gezondheidsprobleem voor de rest van het leven.
De outcome van de appraisal leidt tot een reeks van adaptieve taken en het toepassen van coping skills daarbij.
De taken en skills van coping (Moos):
Taken gerelateerd aan de ziekte of behandeling: omgaan met symptomen of beperkingen, aanpassen aan een ziekenhuisomgeving en medische ingrepen en een goeie relatie uitbouwen
met de zorgverstrekkers.
Taken gerelateerd aan algemeen psychosociaal functioneren: het controleren van negatieve gevoelens, een bevredigend zelfbeeld en gevoel van self-competence behouden, goeie relaties onderhouden met vrienden en familie en voorbereiden op een onzekere toekomst.
Adaptation:
het proces van veranderingen aanbrengen om zich constructief aan de passen aan de veranderde omstandigheden van het leven.
Quality of life:
tevredenheid met het leven en de graad van excellentie die mensen aan hun leven toeschrijven.
De levenskwaliteit van chronisch zieken is beter wanneer functionele beperkingen laag zijn, ze gehuwd zijn en de familiebanden goed zijn.
Astma:
ademhalingsstoornis met episodes van verminderde of verhinderde ademhaling wanneer de luchtwegen ontstoken of belemmerd zijn.
Vaak gaat het om allergische reacties, maar andere triggers kunnen zijn: omgevingsfactoren, fysieke activiteiten en persoonlijke factoren bvb infectie of angstgevoelens.
Suggestie
kan astma symptomen induceren, cfr onderzoek met een placebo inhalator waarvan de patiënten dachten dat het hoge concentraties aan allergenen bevatte!
Epilepsie
recurrente, plotse aanvallen die ontstaan uit elektrische storingen in de cerebrale cortex.
Tonische fase:
verlies van bewustzijn, het lichaam is stijf.
Clonische fase
spierspasmen en -trekkingen.
Spinal cord injury:
neurologische schade in het ruggenmerg, resulterend in het verlies van gevoel, reflexen en motorcontrole in de geassocieerde lichaamsdelen.
Tetraplegie (of quadriplegie):
breuk van het ruggenmerg in de nek-regio, het lichaam is verlamd van de nek naar beneden.
Paraplegie
breuk in een lager deel van het ruggenmerg, vaak enkel verlamming van de onderste ledematen.
Diabetes mellitus (hyperglycemie):
chronische aandoening die gekenmerkt wordt door een te hoog glucosegehalte in het bloed dat wordt veroorzaakt door een tekort aan insuline.
De pancreas produceert niet voldoende insuline om de glucosespiegel te reguleren.
Type 1 (insuline afhankelijk):
ontstaat meestal in de kindertijd of adolescentie, insuline-injecties zijn noodzakelijk. De cellen van de alvleesklier die insuline aanmaken zijn vernietigd door auto- immuunreacties.
Een complicatie is ketoacidose: hoge niveaus van vetzuren in het bloed die tot nierfalen kunnen leiden.
Type 2 (insuline onafhankelijk):
meest voorkomend, meestal na 40, vaak bij obesitas. De pancreas werkt nog enigszins, injecties zijn niet altijd nodig, andere behandelopties bvb dieet, medicatie.
type 1 en 2
Beide types hebben genetische oorzaken, maar bij type 1 is er vaak ook sprake van een virale infectie die leidt tot een aanval op de pancreascellen.
Bij type 2 is vette en suikerrijke voeding een erg belangrijke risicofactor, maar ook stress en overproductie van een proteïne die verwerking van suikers en koolhydraten kunnen een oorzaak zijn.
Neuropathie
zenuwziekte die kan veroorzaakt worden door diabetes: hoge glucoseniveau’s veroorzaken chemische reacties die myeline kunnen afbreken.
Arthritis (of rheumatic diseases):
aandoening die de spieren, gewrichten en verbindende weefsels aantast.
Symptomen: pijn, stijfheid en ontsteking.
Osteoarthritis:
slijtage van de gewrichten.
Risicofactoren: leeftijd, gewicht, en beroep.
Fibromyalgie
pijn en stijfheid in spieren en andere zachte weefsels.
Reumatoïde arthritis
extreme ontsteking van gewrichtsweefsels die in vergevorderde stadia ook hart, bloedvaten en longen aantast.
arthritis
Waarschijnlijk ontstaat arthritis door een auto-immuunrespons in gewrichtsweefsels en botten.
De behandeling bestaat uit medicatie, eventueel kunstgewrichten en fysiotherapie. Stress kan klachten verergeren, er is bewijs voor correlatie gevonden tussen gevoelens van hulpeloosheid en ernstige artritis. Dit bemoeilijk aanpassing en kan depressie veroorzaken.
Alzheimer:
meest voorkomende vorm van dementie, hersenstoornis gekarakteriseerd door verlies van aandacht, geheugen en persoonlijkheid.
Alzheimer wordt veroorzaakt door beschadigingen in de hersenen: laesies van verstrengelde en gedraaide zenuw- en proteïneweefsels. Ook genetische aanleg speelt ook een belangrijke rol.
Er is geen behandeling die de ziekte kan genezen, maar er is medicatie om de progressie te vertragen.
Psychosociale interventies voor mensen met chronische condities
Interventies om individuen met chronische gezondheidsproblemen te helpen bestaan idealiter uit interdisciplinaire teams van professionelen en geïntegreerde werkwijzen tov de algemene doelen van rehabilitatie.
Informatieve interventies:
juiste informatie over de ziekte, prognose en de behandeling.
Support groepen:
informatie en omgang met lotgenoten, zowel voor de zieke als de familieleden.
Self-management programma’s:
informatie en training in behavioral (therapietrouw) en cognitieve skills om het uitvoeren van de behandeling, het aanpassen aan nieuwe gedragingen en rollen en het omgaan met emoties te bevorderen.
Relaxatietechnieken en biofeedback:
stress behandelen ahv bvb progressieve spierontspanning of biofeedback.
Cognitieve herstructurering
incorrecte gedachten en percepties ontdekken en corrigeren. Men leert constructiever en realistischer te denken.
Interpersoonlijke en gezinstherapie:
bespreken van interactie patronen voor het gezin en support tijdens de behandeling, taken en verantwoordelijkheden herverdelen,..
Samenwerkings- of geïntegreerde zorg benaderingen:
combinatie van verschillende benaderingen
Coping en aanpassing aan een levensbedreigende ziekte
Voorbeeld: voor vrouwen met borstkanker staan drie thema’s centraal:
Betekenis van de ziekte-ervaring (prioriteiten herschikken).
Gevoel van controle over de ziekte (preventie-activiteiten).
Zelfwaarde herstellen (vergelijken met lotgenoten)
Coronary heart disease:
ziekte die voortkomen uit het vernauwen van of blokkades in slagaders die het hart voorzien van zuurstofrijk bloed.
Angina pectoris:
korte vermindering van de toevoer van zuurstofrijk bloed naar het hart, men voelt kramp in borst, arm, nek, en rug.
Dit gebeurt vaak tijdens sport of stress. Bij een lange blokkade kan het hartspierweefsel echter afsterven, wat leidt tot een hartaanval.
Risicofactoren:
hoge LDL (low density lipoprotein, slechte cholesterol) en lage HDL (high density lipoprotein, goede cholesterol), roken, stress, obesitas, diabetes, hoge bloeddruk, negatieve emoties (vijandigheid, depressie, angst), genetische predispositie, type A persoonlijkheid (hoge adrenaline/ cortisol).
Behandelingen
dotteren, bypassoperatie (preventie),..
Beroerte:
aandoening waarbij schade optreedt in de hersenregio waar bloedtoevoer verhinderd wordt en dus geen zuurstof kan toekomen.
Er zijn twee vormen:
Ischemische beroerte
bloedtoevoer in een hersenader is sterk verminderd of gestopt door bvb een bloedprop of een stukje plak.
Hersenbloeding (hemorragie
bloedvat knapt en er komt bloedt in de hersenen.
risicofactoren beroerte
hoge bloeddruk, roken, hartkwalen, diabetes, gebrek aan beweging, genetische
symptomen van een beroerte
verlammingen, aantasting van spraak.
kanker
celziekte die zich uit in ongecontroleerde celvermenigvuldiging die meestal resulteert in een kwaadaardig gezwel (neoplasme).
Er zijn vijf types gebaseerd zijn op het soort weefsel waarin de kanker zich ontwikkelt:
Carcinoom, melanoom, lymfoom, sarcoon en leukemie
carcinoom
kwaadaardige tumor op de huid of in de organen van spijsvertering, ademhaling of geslachtsstelsels.
melanoom
vorm van huidkanker.
lymfoom
lymfkliergezwel.
sarcoon
kwaadaardig bindweefsel gezwel.
leukemie
loedkanker, extreme productie van witte bloedcellen.
metastase
Kankercellen zitten niet zo goed aan elkaar vast als andere cellen en kunnen dus loslaten en gaan zwerven door het lichaam via het bloed en de lymfe, dit heet metastase (uitzaaiingen).
behandeling kanker
operatie, bestraling, chemokuur.
bijwerkingen behandelingen kanker
vermoeidheid, misselijkheid en braken.
Acquired immune deficiency syndrome (AIDS):
infectieziekte veroorzaakt door het HIV virus dat het afweersysteem aantast waardoor het lichaam vatbaar wordt voor allerlei infecties en bepaalde vormen van kanker waartegen het anders wel bestand zou zijn.
symptomen AIDS
koorts, nachtelijk zweten, diarree, vermoeidheid, en gezwollen lymfklieren.
behandelingen AIDS
antiretrovirale medicatie.
nabestanden het leven gaat door
Het rouwproces na het overlijden van een dierbare duurt gemiddeld een jaar.
fysieke en psychosociale impact
De maanden na de dood van een dierbare is de immuunfunctie verlaagd, eet men minder en verliest men gewicht, en er zitten meer stresshormonen in het bloed.
Herhaalde coping met ziekte en dood vergt een emotionele tol met toenemende demoralisatie, slaapproblemen en stressreacties.
De aanpassing is vooral moeilijk als het overlijden onverwacht komt, maar ook als de palliatieve zorg zwaar was voor de verzorger. Sociale support is erg belangrijk.
psychosociale interventies voor verlies door overlijden
Vaak verwerken mensen het verdiet nav het overlijden van een dierbare zeer moeilijk, dit kan leiden tot gecompliceerd verdriet: een intens verlangen naar de overledene, ongeloof, verbittering, depressie, en gedachten aan de dood.
Als dit meer dan 6 maanden aanhoudt, is interventie nodig.
Interventies bestaan vaak uit groepstherapie met copingmethodes, systematische desensitisatie, en het maken van plannen voor de toekomst.