12. Het gebruik van de gezondheidszorg Flashcards

1
Q

Symptomen voelen

A

Men merkt een symptoom, zelfs een sterk symptoom, echter niet altijd op en soms kan men ook een symptoom percipiëren wat geen fysiologische basis heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Individuele verschillen

A

Mensen hebben gelijkaardige drempelwaarden voor pijnsensatie, maar verschillen in de mate van pijn die ze kunnen verdragen vooraleer actie te ondernemen.

Intern gefocuste mensen merken symptomen vaak sneller op, ze hechten vaak te veel aandacht aan hun interne staten en overdrijven hun symptomen daarbij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Concurrerende omgevingsstimuli

A

Wanneer een omgeving veel zintuiginformatie biedt of opwindend is, worden mensen minder opmerkzaam voor interne sensaties, bvb bij film kijken zal men sneller jeuk opmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychosociale invloeden

A

Omdat mensen niet erg accuraat zijn in het beoordelen van interne fysiologische staten, kan hun perceptie van lichaamssensaties sterk beïnvloed worden door cognitieve, sociale en emotionele factoren, zie bvb placebo-effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nocebo-effect:

A

bijwerkingen ervaren die niet veroorzaakt kunnen zijn door het medicament.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Medical student’s disease

A

symptomen van ziektes bij zichzelf opmerken tijdens de studie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mass psychogenic illness

A

symptoom perceptie bij verschillende individuen, zonder medische verklaring, noch intern, noch in de omgeving.

Begint meestal met een gebeurtenis, bvb een geur, waarna een kettingreactie optreedt waarbij verschillende mensen symptomen gaan voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Interpreteren van en handelen naar symptomen

A

Soms kunnen vroegere ervaringen mensen ertoe leiden symptomen verkeerdelijk te interpreteren, bvb oudere mensen schrijven een ‘zwak gevoel’ vaak toe aan hun ouderdom eerder dan aan een teken van ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Deze modellen kunnen gezondheidsgerelateerd gedrag beïnvloeden, 4 componenten:

A

Illness identity: naam en symptomen van de ziekte.

Oorzaken en onderliggende pathologie: hoe we de ziekte krijgen en welke fysiologische zaken
ermee gepaard gaan.

Tijdslijn of prognose: hoe lang de ziekte duurt en blijft duren.

Gevolgen: ideeën over de ernst, effecten en outcomes van een ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lay referral network

A

niet-medici die informatie en interpretaties geven over iemands symptomen.

Zij kunnen helpen een symptoom te interpreteren, advies geven om medische hulp te zoeken, een behandeling voorstellen of aanraden een andere lay referral persoon aan te spreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom mensen al dan niet gezondheidsdiensten gebruiken of uitstellen
Iatrogenic conditions:

A

ziektes die ontstaan als gevolg van een medische behandeling, door fout van een arts of door normale neveneffecten.

Het niet vertrouwen op artsen kan mensen weerhouden de hulp die ze nodig hebben te zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het health belief model en het zoeken van medische hulp

A

Volgens het health belief model initiëren symptomen een beslissingsproces over het zoeken van medische hulp.

Men moet de perceived threat inschatten, afhankelijk van cues to action, perceived susceptabilty en perceived seriousness.

Daarnaast moeten de perceived benefits afgewogen worden tegen de perceived barriers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociale en emotionele factoren bij het zoeken naar medische hulp

A

Mensen met depressie neigen ernaar medische hulp uit te stellen, waarschijnlijk omdat ze niet de energie vinden om zichzelf te mobiliseren.

Ook angst kan een motivator zijn voor uitstelgedrag.
Lay referral kan een sociale trigger zijn om medische zorg op te zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sanctioning:

A

wanneer iemand erop staat dat een ziek persoon zijn/haar symptomen laat onderzoeken.

Sommige mensen gaan naar de dokter simpelweg omdat ze geloven dat significante naasten dat graag hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fases in het uitstellen van medische zorg
Treatment delay:

A

de tijd die verstrijkt tussen het eerst ontdekken van een symptoom en de start van de medische zorg.

Volgende zaken bepalen hoe lang iemand wacht:
appraisal delay, illness delay, utilization delay

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Appraisal delay:

A

hoe lang het duurt voor men een symptoom inschat als indicatie van ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ilness delay

A

de tijd tussen erkennen dat men ziek is en medische hulp zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Utilization delay

A

de tijd die verstrijkt tussen het opzoeken van medische hulp en het effectief toepassen ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Trombolytic drugs:

A

kan myocardiale schade voorkomen indien toegediend binnen de 3 uur nadat een hartaanval begint.

Iemand die snel hulp zoekt, heeft een grotere kans op volledig herstel!

20
Q

Complementary medicine

A

gebruikt tezamen met conventionele therapie.

21
Q

Alternative medicine

A

gebruikt in de plaats van conventionele therapie.

22
Q

Natuurlijke producten:

A

materialen uit de natuur, bvb kruiden en voedingssupplementen.

23
Q

Mind and body practices

A

methodes om lichaamsfunctie en symptomen geestelijk te managen.

24
Q

Energievelden:

A

hypothetische fysische energieën die rond het lichaam bestaan.

25
Q

Homepathie

A

verdunde substanties die symptomen veroorzaken in gezonde mensen

26
Q

Het gebruik van bijkomende en alternatieve medicijnen

A

De meeste mensen die deze methodes gebruiken, kwamen ermee in contact via hun religieuze of culturele achtergronden.

Er is geen of weinig wetenschappelijk bewijs voor de veiligheid of het nut ervan in de behandeling van aandoeningen.

27
Q

Problematisch gebruik van gezondheidsdiensten
Hypochondrie:

A

neiging om excessief te piekeren over de eigen gezondheid, de lichaamssensaties minutieus te monitoren veelvuldige ongegronde medische consultaties te vragen en het geloof ziek te zijn ondanks geruststelling door artsen.

Soms hebben mensen echte problemen die de medische wetenschap nog niet kan bevestigen, bvb chronisch vermoeidsheidssyndroom.

28
Q

Patiënt voorkeuren

A

Artsen schatten de betrokkenheid die een patiënt wilt vaak fout in, wat de relatie niet bevordert.

De meeste patiënten met een ernstige aandoening willen substantiële informatie en betrokkenheid.

29
Q

Wanneer er een mismatch is tussen wat de patiënt wilt en wat de arts aanbiedt:

A

Ervaren patiënten meer stress tijdens medische procedures.

Zullen patiënten minder geneigd zijn het advies van de arts te volgen.

Persoonlijke ontevredenheid en interpersoonlijk ongemak kunnen een patiënt ertoe aanzetten van dokter te veranderen.

30
Q

doctor-centered

A

artsen houden een consistente stijl aanhouden voor al hun patiënten en focussen voornamelijk op het eerste probleem wat wordt aangebracht.

31
Q

Patient-centered:

A

open vragen, meer aandacht voor informatie vanuit de patiënt, vermijden van medisch jargon en het accepteren van patiënt participatie bij beslissingen.

32
Q

Gedragingen van patiënten die ongenoegen bij artsen veroorzaken:

A

De behandeling niet volgen.

Te lang wachten na symptomen om de dokter te contacteren.

Testen eisen die volgens de arts niet noodzakelijk zijn.

Een attest eisen wat volgens de arts niet accuraat is.

Seksueel getinte opmerkingen maken.

33
Q

Adherence of compliance:

A

mate waarin patiënten het aanbevolen gedrag of behandeling uitvoeren.

34
Q

2/5 van patiënten zijn niet rouw aan hun therapie!

A

Gemiddeld is therapietrouw op korte termijn hoger dan op lange termijn.

Adherence is hoger in de dagen voor en na een doktersbezoek.

Adherence aan levensstijl veranderingen is vaak erg laa

35
Q

Adherence is afhankelijk van:

A

de ziekte of het regime, de persoon en interacties tussen arts en patient

36
Q

De ziekte of het regime:

A

gewoonteveranderingen worden vaak niet strikt opgevolgd.

Als de behandelingen complex zijn, daalt de adherence. Ook neveneffecten en kostprijs spelen een rol.

37
Q

De persoon

A

elk op zich spelen eigenschappen weinig rol, maar gecombineerd, bvb leeftijd en sociale klasse, is er wel associatie met compliance.

De meest voorkomende renden van non compliance is het gewoon te vergeten.

Rational nonadherence: het expres niet volgen van een behandeling met valide redenen.

38
Q

Rational nonadherence

A

als een behandeling opzettelijk niet gevolgd wordt, gebaseerd op valide redenen, al dan niet medisch. Self-efficacy en social support spelen een grote rol!

39
Q

Interacties tussen arts en patiënt

A

het is belangrijk een behandeling goed uit te leggen op een niveau begrijpbaar voor de patiënt!

40
Q

Adherence vergroten

A

Het risico van nonadherence is groter voor ernstige chronische ziektes dan voor minder ernstige aandoeningen.

41
Q

Interventies gericht naar patiënten

A

Voor korte behandelingen lijkt het effectief te helpen om een patiënt expliciet te laten beloven dat hij de behandeling zal volgen.

42
Q

Motivational interviewing

A

de voordelen en problemen van adherence identificeren en weerstand tegen het regime reduceren.

Ook social support opbouwen ter promotie van adherence is een goede strategie!

43
Q

Gedragsmethodes:

A

behandeling op maat maken, prompts en reminders voorzien, self-monitoring, gedragscontracten.

Een groot voordeel is dat de patiënt zelf betrokken kan worden in het design en de uitvoering van de behandeling.

44
Q

Chronic care model:

A

gezondheidssystemen focussen vooral op secundaire en tertiaire preventie: een ziekte behandelen om de symptomen te verminderen vertragen of om te keren.

45
Q

Er zijn zes belangrijke eigenschappen van primaire interventie die zouden moeten worden ingebracht in de organisatie van de gezondheidszorg:

A

Organisatie: expliciete prioriteit geven aan primaire preventie, bvb roker identificeren en helpen om te stoppen.
* Klinische informatie systemen mbt primaire preventie, vlot beschikbaar en up-to-date.
* Delivery system design: preventieve interventies ahv mailing en counseling door niet-artsen.
* Decision support: artsen ondersteunen om hulpbehoevende patiënten te detecteren en hen
bijstaan bij de interventie.
* Self-management support: informatie en verwijzingen voor patiënten en familieleden om de
nood aan preventieve interventie te leren detecteren.
* Community resources, bvb zelfhulpgroepen.